| Arbeid De mens als productiefactor. |
Inkomstenbronnen Manieren om een inkomen te verkrijgen. |
| Eigendom Wat iemand bezit. |
Behoeften Alles wat je nodig hebt of wilt hebben. |
| Primair inkomen Inkomen waarvoor je een prestatie hebt geleverd. |
Middelen Alles waarmee je in je behoeften kunt voorzien. |
| Secundair inkomen Inkomen waar je geen prestatie voor geleverd hebt. |
Kindertoeslag Bijdrage van de overheid voor de kosten voor kinderen. |
| Inkomen in natura Inkomen dat in goederen of diensten is betaald. |
Huurtoeslag Bijdrage van de overheid voor de huur. |
| Bijstandsuitkering Uitkering voor iemand die geen werk heeft. |
Incidentele uitgaven Uitgaven die je af en toe doet. |
| Vaste uitgaven Uitgaven die regelmatig terugkomen en steeds ongeveer even hoog zijn. |
Dagelijkse uitgaven Uitgaven die je heel regelmatig (bijna dagelijks of wekelijks) doet. |
| Afschrijving De waardevermindering van bedrijfsbezittingen. |