Begrippenlijst thema Consumeren
Geld
een betaalmiddel. Je kunt er verschillende producten mee kopen. |
Behoeften
alles wat je nodig hebt of graag wilt hebben. |
Inkomstenbronnen
manieren om een inkomen te verkrijgen. |
Inkomensoverdracht
een inkomen waarvoor je niets hoeft te doen. Denk aan kinderbijslag of huurtoeslag. |
Inkomen in natura inkomen in producten. Denk aan een auto van de zaak. |
Dagelijkse uitgaven, vaste uitgaven en incidentele uitgavenParticuliere sector uitgaven kun je onderverdelen in uitgaven die bijna dagelijks voorkomen, uitgaven die regelmatig voorkomen en uitgaven die incidenteel voorkomen. |
Budget de hoeveelheid geld waarvan je in een bepaalde periode moet rondkomen. |
Begroting een overzicht van de verwachte inkomensten en uitgaven in een bepaalde periode. |
Chartaal betalen als je betaalt met munten en bankbiljetten. |
Giraal geld geld op een betaalrekening bij een bank. |
Directe en indirecte ruil ruilen van producten tegen producten is directe ruil. Indirecte ruil is producten kopen met geld. |
Functies geld |
Specialiseren en arbeidsverdeling mensen leggen zich toe op het maken van één soort producten met als gevolg dat het werk verdeeld wordt over verschillende mensen. |
Sparen en lenen Het niet uitgeven van geld noem je sparen. Lenen is het geld van een ander gebruiken. |
Koopgedrag de manier waarop je je aankopen doet. |