Taalkundig

De leraar moet deze vragen uitprinten!

1. Bij het (1) station (2) loopt een (3) eenzame (4) man (5).

2. De kleine (6) man (7) is een zwerver (8) met een smerige (9) jas en oude (10) schoenen (11).

3. Zijn naam (12) is Hans (13), maar de (14) mensen (15) noemen hem Pablo (16).

4. Hij slaapt op de grond (17) in een grote (18) stevige (19) doos (20)

5. Voor de (21) deur (22) staat een (23) postbode (24) met een pakketje (25).

6. Op sommige (26) dagen (27) dragen deze aardige (28) kerel (29) een korte (30) broek (31).

7. Tot mijn verbasing (32) is de (33) bezorger (34) nooit ziek (35).

8. Met een zwarte (36) fiets (37) en volle (38) tassen (39) trekt hij fluitend door de buurt (40).

9. Die stoere (41) jongens (42) rijden (43) te hard in een (44) gammele (45) auto (46).

10. Een ervaren (47) motoragent (48) heeft (49) een stopteken (50) gegeven.