Als je samen met je teamgenoot je werk presenteert, let ik op een paar dingen.
|
Beginnende boer 1 punt |
Gemiddelde boer 2 punten |
Super boer 3 Punten |
Poster |
Je hebt de plaatjes opgeplakt en de informatie kan ik aan je vragen. |
Je hebt de plaatjes mooi opgeplakt en de informatie kan ik erbij krijgen. |
Je poster ziet er heel netjes uit. De informatie staat er ook bij. Vraag drie heb je ook af kunnen krijgen. |
Informatie |
Je hebt nog niet alle antwoorden kunnen vinden. |
Je hebt op alle vragen de juiste antwoorden gevonden. |
Je had alle antwoorden juist en nog extra informatie opgezocht. |
Plaatjes |
Je hebt minder dan 4 plaatjes op je poster staan. |
Je hebt 4 of 5 plaatjes op je poster staan. |
Je hebt meer dan 6 plaatjes op je poster staan. |
Presentatie |
Je hebt verteld wat je hebt gevonden. |
Je wist alle informatie goed te vertellen. |
Je hebt vooraf bedacht hoe je zou gaan presenteren. |
Samenwerking |
Je hebt veel alleen moeten doen. |
Je hebt alles samen gedaan met je teamgenoot. |
Je hebt voor de taken verdeeld en je hier ook aan gehouden. |
Aan het einde tel ik al je punten bij elkaar op en zo kunnen we zien welk team de superboeren zijn.