In het hindoeïsme wordt de dood als bevrijding gezien van het lichaam. Daarom moet het lichaam verbrand worden. Daarna wordt de as verstrooid, want elk spoor van het aardse bestaan moet worden uitgewist. Alleen dan is er voor de mens een nieuw bestaan mogelijk (reïncarnatie). De rouwplechtigheden duren 12 dagen. De rouwperiode waarin de kinderen van de overledene niet mogen trouwen, duurt een jaar en wordt afgesloten met een herinneringsmaaltijd.