De zorg voor Bart

Nu volgt een stuk theorie over de zorg voor de oudere mens met een verstandelijke beperking. Bestudeer deze goed en maak daarna de toets.

4. De oudere zorgvrager met een verstandelijke beperking 
Pagina 2 van 4

4.2 Verouderingsprocessen bij mensen met een verstandelijke beperking

Veroudering is een natuurlijk proces dat bij het leven hoort. Het is een proces dat waarschijnlijk niet op zichzelf staat maar een gevolg is van meerdere factoren die elkaar beïnvloeden. Daardoor verloopt het proces van verouderen bij iedereen ook verschillend. Iedereen veroudert op zijn eigen unieke manier. Dit geldt zeker voor de mens met een verstandelijke beperking.

Veroudering is een natuurlijk proces dat niet noodzakelijkerwijs gepaard hoeft te gaan met gezondheidsproblemen, ook al hebben mensen met een verstandelijke beperking een vergrote kans op ouderdomsziekten. Bij het syndroom van Down komen bijvoorbeeld vaker ouderdomsklachten voor, zoals dementie en gezichts- en gehoorverlies. Sommige mensen met een verstandelijke beperking vertonen op jonge leeftijd al verouderingsverschijnselen waardoor we ze met 50 jaar al bejaard noemen. Daarentegen zijn er ook mensen met een verstandelijke beperking die er jaren jonger uitzien dan ze in werkelijkheid zijn. Toch kunnen we in het algemeen zeggen dat mensen met een verstandelijke beperking op jongere leeftijd bejaard worden dan mensen zonder een verstandelijke beperking. Daarom worden mensen met een verstandelijke beperking vanaf 55 jaar bejaard genoemd, terwijl bij mensen zonder een verstandelijke beperking die grens rond de 65 jaar ligt. Bij mensen met een zeer ernstige verstandelijke beperking neemt de kans op overlijden na het 40ste levensjaar toe. Toch is dit alles enkel een richtlijn.

Met of zonder een verstandelijk beperking, je bent zo oud als je jezelf voelt. Je kunt spreken van het bejaard zijn bij een zorgvrager met een verstandelijke beperking wanneer:

  • er zich lichamelijke veranderingen voordoen die bij het ouderdomsproces horen. Bijvoorbeeld grijs haar, rimpelige huid, achteruitgang van de zintuigen;

  • er sprake is van achteruitgang in het tempo en het uitvoeren van de zelfzorgactiviteiten. De zorgvrager kan zich bijvoorbeeld niet meer zelf wassen en aankleden, terwijl dit voorheen wel mogelijk was;

  • de balans tussen de dagelijkse activiteiten en de rustmomenten verstoord dreigt te raken, als iemand bijvoorbeeld zijn werktempo niet meer vol kan houden.

4.2.1 Lichamelijke veroudering

Bij het ouder worden treden lichamelijke veranderingen op, zoals sneller moe zijn en minder gemakkelijk kunnen bewegen. Een zorgvrager zonder een verstandelijke beperking kan meestal goed aangeven op welke gebieden hij achteruitgang bemerkt en vervolgens zijn leven hieraan aanpassen. Heel veel mensen met een verstandelijke beperking kunnen dit niet of in mindere mate. Ze kunnen minder goed nadenken over hun eigen functioneren en zijn beperkt in hun vermogen om conclusies te trekken uit wat ze voelen. Het is jouw taak als verzorgende om bij ouder wordende mensen met een verstandelijke beperking goed te letten op verschijnselen die kunnen wijzen op lichamelijke achteruitgang. Onopgemerkte lichamelijke ongemakken kunnen namelijk snel leiden tot stemmings- en gedragsveranderingen.

Veroudering kan zichtbaar worden op de volgende gebieden:

  • veranderingen in het eetpatroon;

  • veranderingen in de motoriek;

  • veranderingen in de uitscheiding;

  • veranderingen van de huid;

  • verminderde zintuigfuncties;

  • veranderingen in de temperatuurregulatie.

4.2.2 Veranderingen in het eetpatroon

Doordat oudere mensen vaak minder in beweging zijn, verbruiken ze ook minder energie. Dit houdt in dat ze dan ook minder zullen moeten gaan eten omdat ze anders te zwaar worden en op dieet moeten. Aangezien eten voor veel mensen met een verstandelijke beperking erg belangrijk is, moet je proberen om een dieet te voorkomen. Dit doe je door het eetpatroon tijdig aan te passen. Dit kun je doen door de hoeveelheden te verminderen, maar ook door de calorieën te beperken. Door caloriearme producten te gebruiken kunnen ze blijven genieten van eten. Zo voorkom je bijvoorbeeld dat iemand stiekem gaat snoepen.

Anderzijds zie je ook dat veel ouderen een verminderde eetlust hebben, waardoor ze gewicht kunnen verliezen omdat ze te weinig voedingsstoffen binnen krijgen. In dat geval is ondervoeding een punt van zorg.

4.2.3 Veranderingen in de motoriek

Veroudering heeft invloed op de motoriek. De volgende veranderingen treden op:

  • bij het ouder worden wordt de motoriek trager en strammer;

  • ouderen lopen daarom meestal minder snel en zijn niet meer zo lenig;

  • bewegingen die complex zijn, worden moeilijker. Je kunt hierbij denken aan het openmaken van kindveilige sluitingen of het strikken van schoenveters;

  • de algehele conditie gaat achteruit, waardoor iemand sneller moe is.

Hoeveel iemand moet bewegen verschilt per persoon, maar je moet proberen om iemand alle spieren en gewrichten te laten gebruiken. Hiervoor moet je op de leefgroep of op de dagbesteding activiteiten aanbieden die de zorgvragers leuk vinden. Zo kun je in het dagprogramma van iemand die graag naar buiten gaat, dagelijks een halfuurtje wandelen inplannen.

Wanneer je ziet dat een zorgvrager zich onzeker beweegt en bang is om te vallen, kijk je op welke manier je iemand kunt helpen om zich zeker en veilig voort te bewegen. Bijvoorbeeld armsteunen op het toilet voor de zorgvrager die moeilijk overeind komt.

4.2.4 Veranderingen in de uitscheiding

Een veel voorkomende klacht bij de ouder wordende zorgvrager met een verstandelijke beperking is obstipatie en incontinentie. Deze kunnen het gevolg zijn van trager werkende darmen als gevolg van veroudering, verminderde activiteit of veranderingen in het voedingspatroon.

Gebitsproblemen komen regelmatig voor bij mensen met een verstandelijke beperking, deels door aanleg en deels doordat voor veel mensen met een verstandelijke beperking tandenpoetsen een grote opgave is. Wanneer mensen met een verstandelijke beperking een aantal tanden hebben verloren, kunnen zij natuurlijk minder goed kauwen. Daarbij is het gebruiken van een kunstgebit lang niet altijd mogelijk. Ze spugen het steeds weer uit, of worden hier heel onrustig van. Daarom eten veel oudere mensen met een verstandelijke beperking geprakt of gemalen voedsel.

Bij obstipatie is, naast voldoende beweging, ook het drinken van veel vocht (anderhalf tot twee liter per dag) en vezelrijk eten belangrijk. Als de obstipatie met de juiste voedingsmiddelen niet verdwijnt, zal de huisarts geraadpleegd moeten worden. Obstipatie is namelijk een vervelend lichamelijk ongemak waar mensen met een verstandelijke beperking erg onrustig van kunnen worden.

Iemand die obstipatie heeft kan vaker dan normaal naar het toilet gaan. Je kunt zicht krijgen op de uitscheiding door navraag te doen, te luisteren achter de gesloten deur of het resultaat van het toiletbezoek te controleren (zo nodig met behulp van een spoelstop). Ook incontinentie komt bij de ouder wordende zorgvrager met een verstandelijke beperking voor. Het wordt veroorzaakt door vergeetachtigheid, het minder goed voelen wanneer de blaas en de endeldarm vol zijn, of het minder goed voelen van de sluitspier. Er zijn veel keuzemogelijkheden in incontinentiemateriaal. Met het juiste materiaal probeer je de ongemakken zo veel mogelijk te beperken.

4.2.5 Veranderingen van de huid

Ook de huid is een aandachtspunt. Observatie is ook hier belangrijk, aangezien veel mensen met een verstandelijke beperking moeilijk of niet aan kunnen geven wanneer ze ergens pijn hebben. De huid wordt met het ouder worden kwetsbaarder, rimpelig en droger waardoor er sneller irritaties ontstaan. Ook de kans op decubitus neemt toe.

4.2.6 Verminderde zintuigfuncties

Veel mensen gaan in de loop van de jaren slechter zien. De lens van het oog wordt minder elastisch waardoor er ouderdomsverziendheid ontstaat. Dit betekent dat de oudere veel voorwerpen van dichtbij niet meer goed kan zien. Daarbij neemt ook de gezichtsscherpte af en is het moeilijker om diepte te kunnen zien.

Wanneer een zorgvrager met een verstandelijke beperking boekjes of voorwerpen van heel dichtbij bekijkt, terwijl hij ze voorheen op een gewone afstand kon bekijken, of de dingen juist verder van zich af houdt om iets te kunnen zien, kan dit wijzen op slechtziendheid. Ook onzekerheid tijdens het lopen in een donkere omgeving of struikelen over drempels en andere obstakels, kan wijzen op gezichtsproblemen.

Gehoorverlies is ook een typisch ouderdomsverschijnsel. Bij het ouder worden kan het gehoorvermogen achteruitgaan. Vooral de hoge tonen worden dan minder goed gehoord. Ondanks een lichte vervorming worden normale gesprekken en alledaagse geluiden goed gehoord, maar in een rumoerige omgeving is het voor ouder wordende mensen vaak moeilijk om gesprekken goed te volgen. Als verzorgende kun je aan het gedrag van een zorgvrager met een verstandelijke beperking zien of er gehoorproblemen ontstaan. Als je ziet dat iemand z'n hoofd gaat draaien om met het andere oor beter te kunnen luisteren, je niet aan hoort komen, niet reageert op een normaal spraakvolume of je tijdens rumoerige situaties niet kan verstaan, is het waarschijnlijk tijd voor een gehoortest.

Soms gaat achteruitgang van het gehoor gepaard met duizeligheid of een verstoord evenwichtsgevoel. Dit kan veroorzaakt worden door een verandering in de gehoorbeentjes die in verbinding staan met het evenwichtsorgaan.

4.2.7 Veranderingen in de temperatuurregulatie

Het is goed om te weten dat ouderen het sneller koud hebben. Dit komt door veranderingen in de temperatuurregulatie. Zorg daarom voor warme kleding en goed verwarmde vertrekken.

4.2.7 Psychische veroudering

Tijdens het ouder worden doen zich ook veranderingen voor in het psychisch functioneren. Deze veranderingen hebben betrekking op;

  • het geheugen;

  • de intelligentie;

  • het leervermogen.

Door het ouder worden ontstaat er een achteruitgang van met name het kortetermijngeheugen en de inprenting. Dit maakt dat ouderen dingen minder goed kunnen onthouden en nieuwe informatie moeilijker kunnen opnemen en verwerken.

Het vermogen om nieuwe dingen te leren neemt ook af doordat het concentratievermogen achteruitgaat. Dit leidt ertoe, dat de zorgvrager met een verstandelijke beperking op een cognitief lager niveau gaat functioneren.

Er is wel sprake van enige achteruitgang van de intelligentie, maar door de tragere reacties, achteruitgang van het geheugen en het concentratievermogen lijkt deze achteruitgang erger dan deze in werkelijkheid is. De zorgvrager met een verstandelijke beperking heeft nog steeds hetzelfde begripsniveau, maar het duurt langer voordat dingen verwerkt worden.

Door deze veranderingen kan angst en onrust ontstaan. Lichamelijke en psychische mogelijkheden verminderen en er beginnen ouderdomsklachten te komen. Vaak begrijpt de zorgvrager met een verstandelijke beperking dit niet goed en kan hij moeilijk accepteren dat hij de groepsleiding meer nodig heeft dan voorheen en afhankelijker wordt. De zorgvrager kan ook passief worden. Je moet hem in dat geval juist stimuleren om toch zoveel mogelijk zelf te blijven doen.

Je kunt je voorstellen dat achteruitgang van mogelijkheden en een grotere afhankelijkheid, gevoelens van onzekerheid en minderwaardigheid met zich mee kunnen brengen. Dit kan ertoe leiden dat de oudere zorgvrager met een verstandelijke beperking aan zichzelf gaat twijfelen en op een negatieve manier naar zichzelf gaat kijken. Het is dan ook heel belangrijk om een positief zelfbeeld in stand te houden door regelmatig je waardering uit te spreken en de zorgvrager op een positieve manier te stimuleren om zoveel mogelijk voor zichzelf te zorgen. Wanneer een zorgvrager geconfronteerd wordt met beperkingen leg je uit dat dit komt doordat hij ouder wordt. Voorlichting over de veranderingen die bij het ouder worden horen kan bij mensen met een matige of lichte verstandelijke beperking onrust en onzekerheid wegnemen. Ze zijn hierdoor beter in staat om beperkingen te plaatsen.

4.2.9 Sociale veranderingen

Door de lichamelijke en psychische achteruitgang kan de wereld van de zorgvrager met een verstandelijke beperking kleiner worden. Hij brengt bijvoorbeeld meer tijd in bed door en heeft meer tijd nodig voor zelfzorgactiviteiten, waardoor er minder tijd overblijft voor activiteiten buiten de groep. Dit kan ook tot gevolg hebben dat de zorgvrager minder tijd op het arbeidscentrum of dagactiviteitencentrum aanwezig kan zijn.

Voor veel zorgvragers zijn deze activiteiten erg belangrijk omdat het hen contacten met anderen biedt, ritme en structuur aan hun leven geeft en ze veel voldoening uit de activiteiten kunnen halen. Verlies van deze activiteiten betekent verlies van contacten en doorbreking van de bestaande structuur. Hierdoor is de kans weer groter dat de zorgvrager een minder positief zelfbeeld krijgt. Iemand met een lichte verstandelijke beperking ondervindt hiervan meestal meer hinder dan iemand met een zwaardere verstandelijke beperking. De sociale contacten kunnen ook belemmerd worden door een verminderd gehoor- en gezichtsvermogen. Ook het verminderd mobiel zijn veroorzaakt vaak een verarming van activiteiten en contacten.

Al met al zijn er dus allerlei oorzaken die veranderingen in de sociale contacten teweegbrengen. Gezien het belang van voldoende sociale contacten, zal het verzorgende team mogelijkheden moeten zoeken waardoor de zorgvrager met een verstandelijke beperking toch sociaal actief kan blijven. Denk hierbij aan het organiseren van activiteiten in het dag- en weekprogramma van de afdeling, het inzetten van vrijwilligers en taxivervoer, en het organiseren van bezoekjes van andere zorgvragers.

Psychische en sociale veranderingen kunnen versterkt worden door gezondheidsproblemen zoals dementie. Achteruitgang op de verschillende gebieden kan leiden tot depressiviteit.

Voorbeeld

Jos is een 48-jarige vrouw met een verstandelijke beperking. Zij werkt op het instellingsterrein in een buitenploeg. Haar werkleider had al eens aangegeven dat ze meer problemen heeft met nieuwe werkzaamheden en dat ze het werktempo vaak niet meer kan bijhouden. Het valt de groepsleiding al langere tijd op dat zij wel erg vermoeid van het werk terugkomt terwijl ze voorheen altijd boordevol energie was. Ze komt na het werk niet meer tot andere activiteiten en probeert het dagprogramma te versnellen om zo eerder naar bed te kunnen. Hierdoor mist ze veel sociale contacten Er zijn dus meerdere aanwijzingen om aan te nemen dat het werk en het tempo te zwaar voor haar worden. Haar conditie gaat wat achteruit en ook haar slechthorendheid zou een rol kunnen spelen. Ze heeft wel twee gehoorapparaten maar dan nog kost het haar veel energie om alles wat om haar heen gezegd wordt goed mee te krijgen. Omdat ze wel erg veel plezier aan deze werkzaamheden beleeft en het goed met haar collega's en werkleider kan vinden, is het niet wenselijk dat Jos ander werk aangeboden krijgt. Daarom wordt ervoor gekozen om Jos pas om tien uur te laten beginnen. Dan kan ze wat langer slapen en de dag rustig aan beginnen. Na een week is Jos al wat meer uitgerust en is ze 's avonds minder moe. Wel is de groepsleiding nu alert op andere verschijnselen van veroudering.

Veroudering Verandering Voorbeeld
     
Lichamelijke veroudering Veranderingen in het eetpatroon: overgewicht of juist ondervoeding.

Veranderingen in de motoriek.

Veranderingen in de uitscheiding.

Veranderingen van de huid.

Verminderde zintuigfuncties.

Veranderingen in de temperatuurregulatie.

Te weinig eetlust.

Verminderde conditie, sneller vermoeid.

Obstipatie.

Rimpels.

Slechthorendheid.

Het snel koud hebben.

Psychische veroudering Minder gebruik kunnen maken van geheugentechnieken.

Veranderingen in de informatieverwerking.

Ontstaan van angst, onrust, onzekerheid, minderwaardigheidsgevoelens en negatief zelfbeeld.

Acceptatie van problemen ten aanzien van verminderde mogelijkheden. Passiviteit

Meer moeite met nieuwe werkzaamheden.
Sociale veranderingen Meer tijd nodig voor zelfzorgactiviteiten.

Meer bedrust.

Verminderd gehoor- en gezichtsvermogen.

Verminderd mobiel zijn.

Minder mogelijkheden tot activiteiten.

Minder tijd en energie hebben voor sociale contacten.

Veel energie verbruiken om zo veel mogelijk te kunnen horen.

Minder op het werk aanwezig zijn.

 
© 2012 | Noordhoff Uitgevers bv
Pagina 2 van 4