Hier vind je een extra oefening over het naamwoordelijk gezegde.
Uitleg
Lees de volgende twee zinnen goed.
Hij is mijn beste vriend.
Toelichting: Hij / mijn beste vriend: de twee onderstreepte stukken gaan over dezelfde persoon.
De nieuwe buurman lijkt me een aardige kerel.
Toelichting: De nieuwe buurman / een aardige kerel: de twee onderstreepte stukken gaan weer over dezelfde persoon.
In zulke zinnen wordt steeds een koppelwerkwoord gebruikt.
Zin 1: is - komt van het werkwoord zijn.
Zin 2: lijkt: komt van het werkwoord lijken.
Koppelwerkwoorden
Koppelwerkwoorden heten niet voor niets zo. Ze koppelen twee zinsdelen aan elkaar die op dezelfde persoon slaan, of op een persoon en een eigenschap.
Jan is timmerman.
Peter lijkt aardig.
De bekendste koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, lijken, schijnen.
Maar let op! Sommige koppelwerkwoorden zijn niet altijd koppelwerkwoorden.
Kijk in het tekstblok en vergelijk de zinnen maar eens.
Voorbeeld 1:
Jan lijkt wel een popster. Wel een koppelwerkwoord: Jan en een popster slaan op dezelfde persoon.
Jan lijkt deze keer een goed cijfer te gaan halen. Geen koppelwerkwoord: Jan en een goed cijfer zijn heel verschillende zaken, er wordt hier dus niets gekoppeld.
Voorbeeld 2:
Die man schijnt de nieuwe directeur te worden. Wel een koppelwerkwoord: die man en de nieuwe directeur zijn dezelfde persoon.
De zon schijnt vrolijk naar binnen. Geen koppelwerkwoord: schijnen betekent hier iets anders dan 'lijken op.'
Voorbeeld 3:
Wij zijn in Spanje geweest. Zijn is hier geen koppelwerkwoord. Wij en in Spanje zijn niet dezelfde persoon.
Wij zijn vrienden sinds onze jeugd. Zijn is hier wèl een koppelwerkwoord: Wij en vrienden slaat op dezelfde personen.
Opdracht
Doe de oefening. In welke zinnen zijn ook koppelwerkwoorden gebruikt?