Stap 4: Onderwerp?

In de volgende drie zinnen zie je 'die jongen' staan.
Maar 'die jongen' is alleen in de derde zin het onderwerp.

  1. Geef jij die jongen een hand?
  2. Weet jij de naam van die jongen?
  3. Die jongen heeft een mooie fiets.

Let maar eens op:

1. Geef jij die jongen een hand? Persoonsvorm: geef Onderwerp: jij
2. Weet jij de naam van die jongen? Persoonsvorm: weet Onderwerp: jij
3. Die jongen heeft een mooie fiets. Persoonsvorm: heeft Onderwerp: die jongen


Maak nu de volgende oefening.