wat is differentiëren?
Differentiëren
Differentiëren oftewel de wijze waarop een leerkracht omgaat met de verschillen tussen leerlingen in de klas in instructie, in lesstof en in prestaties.
Soorten differentiatie:
Interne differentiatie (heterogeen): binnen een groep of een klas
Externe differentiatie (homogeen): krijgt vorm in de verschillende schooltypen (openbaar, bijzonder of speciaal onderwijs) en de stroming in verschillende niveaus binnen de scholen (van VMBO tot gymnasium).
Vormen van interne differentiatie zijn:
Convergente differentiatie. Het gaat hierbij om de gemeenschappelijke einddoelen. Iedere leerling moet aan het einde dezelfde stof beheersen. Het verschil zit hem in de manier waarop. Kenmerken van convergente differentiatie zijn:

- vakinhoud en leerstof zijn belangrijk
- de docent staat centraal
- de lesvorm is traditioneel
Divergente differentiatie. Hierbij werken de leerlingen op hun eigen niveau en naar de eigen behoefte. In Nederland is convergent differentiëren gebruikelijker (*). Kenmerken van divergente differentiatie zijn:

vanuit de behoefte van de leerling
competentiegericht
Er zijn verschillende mogelijkheden om binnen de klas te differentiëren. Het gaat dan bijvoorbeeld om:
Herhaling- en/of verrijkingsopdrachten aanbieden
Zelfstandig laten werken
Computers inzetten
Experts inzetten
Je kunt differentiëren op een aantal manieren indelen en vormgeven. Voor differentiatie naar niveau geven we hieronder een opsomming. Deze vorm wordt het meeste toegepast in het huidige onderwijs. De overige vormen leggen we nader uit onder het kopje 'Weet je welk differentiatietype je wilt gebruiken'.
(http://wij-leren.nl/differentiatie-uitleg.php)
Differentiatie naar instructie: Je geeft bijvoorbeeld extra instructie aan een leerling die het nog niet begrijpt. De andere kinderen gaan gewoon aan het werk.
Differentiatie naar leerstof: Sommige leerlingen hoeven dan niet alle sommen te maken. De leerkracht selecteert weloverwogen de hoeveelheid sommen.
Differentiatie naar (minimum-)doel: Sommige leerlingen mogen bepaalde leerstofonderdelen overslaan. Dit komt veel voor bij het minimumpakket.
Differentiatie naar extra zorg: Een kind krijgt extra hulp van de leerkracht, de Remedial Teacher of de leerkracht van de zorgklas.
Differentiatie naar toetsing: Sommige leerlingen hoeven dan bij de repetitie alleen de eerste tien vragen te doen; de andere leerlingen maken de hele repetitie.
Differentiatie naar beoordeling: Een leerling krijgt bijvoorbeeld bij 4 fout (van de 10) een 7, terwijl een andere leerling gewoon een 6 krijgt.
(*) In Nederland is convergent differentiëren gebruikelijker. Dit is als volgt te verklaren:
Aanpakken als homogene groepen en geïndividualiseerd onderwijs – dikwijls divergente differentiatie genoemd – om beter met verschillen tussen de leerlingen om te gaan hebben voordelen, maar creëren ook eigen problemen; problemen die dikwijls de voordelen teniet doen. Divergente differentiatie is volgens Bosker (2005) problematisch omdat deze invulling van differentiatie alleen maar leidt tot grotere verschillen tussen leerlingen.
Convergente differentiatie heeft de minst negatieve effecten voor risicoleerlingen, zowel op cognitief als sociaal-emotioneel gebied. Convergente differentiatie vraagt ook om gerichte implementatie. In de praktijk zullen leerkrachten vooral geprofessionaliseerd en ondersteund moeten worden bij het vormgeven van intensieve instructie c.q. het klassenmanagement dat dit vereist. Daarnaast is het van belang rekening te houden met het gegeven, dat intensieve instructie alleen bij effectief gegeven groepsinstructie effectief is.