013 - individueel
Bedenk vier opgaven. Elke opgave bestaat uit a t/m d, die voor een toets gebruikt zouden kunnen worden. Twee opgaven moeten namen zijn waarvan de structuurformule moet worden gegeven en twee zijn structuurformules waarvan de naam moet worden gegeven. Zorg voor een spreiding van karakteristieke groepen.
Maak bij je opgaven een antwoordenvel met daarop de juiste antwoorden.
Dit is een huiswerkopdracht.
Wissel op school jouw opgaven uit met je buur. Beantwoord de vragen van je buur en laat die door je buur nakijken. (Jij kijkt die van je buur dus na). Bespreek kort de resultaten.