Maak een werkplan (hierin staat wie wat haalt/doet en op welk moment).
Laat je werkplan door de docent of de TOA controleren.
Tijdens de les:
Ga aan de slag (houd je aan het goedgekeurde werkplan).
Noteer alle waarnemingen, ook als daar niet speciaal naar wordt gevraagd! Vergeet de waarnemingen aan de beginstoffen niet te beschrijven (dus vóór samenvoegen). Iemand die je waarnemingen leest, moet het hele experiment als het ware voor zich kunnen zien.
Ruim alles op en was je handen!
Tijdens de les, na de uitvoering van de proef (maak dit eventueel thuis af!):
Beantwoord de vragen bij de proef.
Formuleer de conclusie. Let daarbij op de onderzoeksvragen (of het doel).
Controleer tot slot of je alles weet wat aangegeven is (op het werkblad bovenaan in het kader).
Verwerk het bovenstaande uiteraard allemaal in het groepslogboek.
Werkplan:
Schrijf in eigen woorden het doel van het experiment op.
Schrijf in eigen woorden puntsgewijs de taken op en in welke volgorde deze gedaan moeten worden.
Geef aan hoeveel tijd je per taak nodig denkt te hebben.
Schrijf per taak uit welke materialen, dus ook boeken, Binas, computer, gebruikt worden.
Beschrijf wat je gaat doen in het kader van de veiligheidsvoorschriften (gebruik hiervoor de op school aanwezige informatie over veiligheid).
Beschrijf wat je uit milieu-overwegingen met het afval gaat doen (gebruik hiervoor de op school aanwezige informatie over veiligheid).
Geef per taak aan wie deze taak uitvoert.
Laat je docent het werkplan nakijken en neem eventuele op- of aanmerkingen over.