Uitleg

´De staat, dat ben ik!´ Er wordt gezegd dat Lodewijk dat enorm vaak over zichzelf zei. Al heeft die het misschien nooit gezegd handelen deed die er in elk geval altijd wel naar. Hij zag zichzelf als het symbool van de absolute macht en het goddelijk recht der koningen. Tegen zijn zoon en opvolger schreef die: ´Hij die de mensen koningen gaf, wenste dat ze als zijn Zijn vertegenwoordigers zouden worden geeerd; en slechts Hij heeft het recht over hun gedrag te oordelen. Het is Zijn wil dat dat alle onderdanen de koning onvoorwaardelijk gehoorzamen.´ Met die Hij bedoelde hij God alleen.

 

Onder zich vormde die een heel apparaat van mensen die in zijn naam Frankrijk bestuurden en dt was heel anders dan voorheen, want vroeger waren deze functies allemaal erfelijk bepaald en ging het van vader op zoon. De leiding van het nieuwe bestuursapparaat lag bij de ministers. Deze ministers, die de onaantastbare wil van de koning uitvoerden en machtiger waren dan ieder ander behalve de vorst bestuurden dus onder zijn bevel het land en het bestuursapparaat van Frankrijk. 

De koning was dus de Eerste Minister, een beetje vergelijkbaar met meneer Rutte, en hij riep regelmatig zijn ministerraad bijeen, luisterde naar hun advies en nam dan zelf de beslissing die volgens hem het beste was. 

 

De koning zag zich dus als Gods plaatsbekleder op aarde en hij was daarmee dus onschendbaar, niemand kon hem de les lezen of was beter dan hijzelf op God na. 

Tegelijkertijd was Lodewijk echter van nature goedhartig, rechtvaardig en had veel kennis, eigenschappen die herhaaldelijk in conflict kwamen met zijn arrogantie. Hij imponeerde iedereen door zijn verschijning: men zag hem werkelijk als het symbool van Frankrijk, of beter nog, als de mensgeworden machtigste staat van Europa.