Sommige algensoorten, zoals Botryococcus braunii produceren van nature veel olie. Deze organismen bevatten tot wel 75% olie. Deze soorten worden dan ook uitgebreid bestudeerd in de hoop dat deze olie gebruikt kan worden voor de productie van biologische brandstoffen.
De olie uit Botryococcus kan worden omgezet in biodiesel. Met name in de jaren 1970 is er veel onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om deze organismen te gebruiken in de energievoorziening in verband met een explosieve stijging van de olieprijs.
Dit zijn best haalbare cijfers. Dit is namelijk redelijk vergelijkbaar met de oppervlakte van de helft van het IJsselmeer. Doordat algen in het water groeien, concurreren ze ook niet met waardevolle landbouwgrond. Hier moet wel bij worden aangetekend dat de data waar je net mee hebt gerekend afkomstig zijn van gecontroleerde proeven in een laboratoriumomgeving. Of deze getallen ook geldig zijn voor algengroei op heel grote schaal is nog niet helemaal duidelijk.
De olie die algen produceren bevatten met name triglyceriden. Dit zijn esters van drie aan elkaar gekoppelde glycerolmoleculen, met aan elke glycerolgroep een vetzuur. Dit soort triglyceriden komen ook veel voor in dierlijk en plantaardig vet.
Vetzuren hebben verschillende eigenschappen, afhankelijk van de structuur. Wanneer er dubbele bindingen in een vetzuur voorkomen worden deze onverzadigd genoemd. Wanneer er geen dubbele bindingen in een vetzuur zitten noemen we ze verzadigd. Vetzuren worden niet alleen door algen gemaakt, maar ook door dieren en planten. Ze zijn onmisbaar in de opslag van energie en isolatie. Ook het menselijk lichaam gebruikt triglyceriden in de opslag en transport van energie. Daarnaast zijn vetten van onschatbaar belang in de warmtehuishouding van organismen. Zonder een vetlaagje krijg je het heel snel koud.
De mate van verzadiging van de vetzuren heeft een belangrijke invloed op de chemische eigenschappen van dit soort stoffen en veranderen bijvoorbeeld het smeltpunt en de oplosbaarheid van vetten. Verzadigde vetten hebben over het algemeen een hoger kookpunt dan onverzadigde vetten. Vetten afkomstig van dieren zijn doorgaans minder verzadigd dan vetten van planten. Voor vetzuren afkomstig van algen geldt dat deze vaak nog meer onverzadigde bindingen bevatten dan plantenvetzuren.