Lichtabsorptie in Planten

Planten absorberen zonlicht via hun bladeren. In de bladeren bevinden zich bladgroenkorrels. Deze bevatten bladgroen ofwel chlorofyl, een stofje dat in staat is om licht te absorberen. De naam chlorofyl komt uit het Grieks en bestaat uit twee delen, χλωρός (chloros), wat groen betekent en φύλλον (fyllon), wat blad betekent. De Nederlandse naam bladgroen is dus een letterlijke vertaling hiervan.  

In planten worden door zonlicht geexciteerde elektronen in chlorofylmoleculen gebruikt voor de productie van NADPH uit NADP+.

Na deze reactie blijft er positief geladen chlorofyl over. Dit heeft immers net een elektron gedoneerd aan NADP+. Dit wordt echter meteen aangevuld doordat een watermolecuul wordt gesplitst in moleculair zuurstof (O2) , een elektron (e-) en een proton (H+). De zuurstof wordt aan de atmosfeer afgegeven. Het elektron wordt gebruikt om de positieve lading van het chlorofyl te neutraliseren en het proton wordt gebruikt in de productie van ATP.

In onderstaande grafiek zie je het absorptiespectrum van chlorofyl. Planten hebben twee verschillende soorten chlorofyl, genaamd chlorofyl a en chlorofyl b. Doordat de absorptiepieken van deze moleculen op verschillende golflengten liggen, kunnen planten meerdere kleuren licht absorberen en de hoeveelheid zonlicht zo efficiënt mogelijk gebruiken.

Net als voor de mens is te veel licht voor een plant niet gezond. Wanneer een plant teveel licht absorbeert worden er zuurstofradicalen gevormd die extreem giftig zijn voor een plant. Een plant heeft natuurlijk geen mogelijkheid om net als wij in de schaduw te gaan zitten, wanneer het te zonnig is. Planten hebben daardoor allerlei mechanismen om een teveel aan energie uit zonlicht kwijt te raken.

Hoogenergetische elektronen die niet worden gebruikt in de NADPH synthese zullen terugvallen naar de grondtoestand. Hierbij komt energie vrij, in de vorm van een foton (licht), of warmte. De energie die door een elektron wordt geabsorbeerd kan dus op drie verschillende manieren worden gebruikt:

  1. De energie van het geëxciteerde elektron wordt gebruikt voor het splitsen van een watermolecuul. De hierbij vrijkomende elektronen en protonen worden gebruikt voor de productie van NADPH en ATP.
  2. Het elektron valt terug naar de grondtoestand. Hierbij komt warmte vrij.
  3. Het elektron valt terug naar de grondtoestand. Hierbij komt een foton vrij.