Vitamines
Vitamines zijn organische verbindingen die noodzakelijk zijn voor allerlei levensprocessen. In het algemeen worden ze niet of onvoldoende in het lichaam van het varken gevormd. Vitamines worden ingedeeld in vetoplosbare vitamines (vitamine A, D, E en K) en wateroplosbare vitamines (B-vitamines, vitamine C, biotine, foliumzuur en carnitine). De vetoplosbare vitamines worden in het lichaam vooral in de lever opgeslagen en hoeven niet elke dag verstrekt te worden. Wateroplosbare vitamines worden niet opgeslagen. De overtollige vitamines worden meestal binnen 24 uur via de urine uitgescheiden. Deze vitamines dient men wel elke dag met het voer te verstrekken.
Behoefte
In de vitaminebehoefte van een varken wordt voorzien door vitamines in de grondstoffen, toegevoegd via de premix en door bacteriële productie van vitamines in het maag-darmkanaal. Minimumnormen geven aan hoeveel men van de vitamines door het voer moet mengen om in de behoefte te voorzien. In de praktijk worden vaak hogere doseringen toegepast. Een veiligheidsmarge is gewenst, omdat verschillende factoren de behoefte en beschikbaarheid van vitamines voor het dier beïnvloeden. Deze factoren zijn bijvoorbeeld: infectieziekten en diarree, parasieten, genetische variatie, individuele verschillen tussen dieren, stress, antagonisten (bijvoorbeeld bepaalde medicijnen) en de methode van bereiding en opslag van het voer. De mengvoerindustrie houdt rekening met de veiligheidsmarges. Een kans op tekort is klein, omdat men de meeste vitamines via een premix toevoegt. De vitamines die al in de grondstoffen zitten, leveren daarbij een extra aanvoer boven de behoefte. De behoefte en dosering van vitamines wordt uitgedrukt in grammen of internationale eenheden (IE). IE worden gebruikt wanneer vitamines in verschillende vormen voorkomen. De IE drukt daarbij de hoeveelheid werkzame stof uit.
Tabel 1: De vitamines met hun functie en tekortverschijnselen |
|||
Vetoplosbare vitamines |
|||
Vitamine |
Naam |
Functie |
Gevolgen bij tekort |
A |
Retinol |
slijmvlies, ogen |
lage weerstand, dorre huid |
D |
Calciferol |
botvorming, Ca/P stofwisseling |
slechte botontwikkeling |
E |
Tocoferol |
antioxidant |
lage weerstand spieraantasting |
K |
Menadion |
bloedstolling |
bloeding |
Wateroplosbare vitamines |
|||
B1 |
Thiamine |
koolhydraatstofwisseling, zenuwstelsel |
moe, lage eetlust, zenuwverschijnselen |
B2 |
Riboflavine |
huidvorming, verbranding |
zwakke biggen, dorre huid |
B3 |
Panthoteenzuur |
synthese vetzuren + aminozuren |
verlamming, groeivertraging |
B5 |
Nicotinezuur |
stofwisseling |
bloedarmoede, lage groei. |
B6 |
Pyridoxine |
aminozuur stofwisseling |
spieraandoening bloedarmoede |
B12 |
Cyanocobalamine |
vorming cel en bloedlichaam |
lage groei, bloedarmoede |
Bc |
Foliumzuur |
eiwitsynthese |
lage groei, diarree, bloedarmoede |
H |
Biotine |
hoornvorming |
dorre vacht, klauwafwijking |
|
Choline |
vetstofwisseling |
leververvetting |
C |
Ascorbinezuur |
antioxidant |
geen (bij varkens) |
voor een uitgebreidere tabel zie handboek varkenshouderij blz. 132 en 133
Gebreksverschijnselen vitamines
Bij een tekort aan bepaalde vitaminen kunnen gebreksverschijnselen optreden, zoals groeivertraging, een dor haarkleed en weerstandsdaling. Lastig is dat dit vaak vrij algemene en vage klachten zijn. In tabel 1 een overzicht van de belangrijkste vitaminen voor varkens, hun rol in het lichaam en de gebrekverschijnselen bij een tekort. Vaak is weerstandsdaling een gevolg van een te hoge en langdurige infectiedruk.
Effect op afweer
Vitaminen die direct of indirect een effect hebben op de afweer zijn de vitamines A, C, E en enkele B-vitaminen. Veel vitaminen vormen een onderdeel van de stofwisselingsprocessen in de lichaamscellen. Bij tekorten zullen de normale werking van de cellen en de weerstand verminderen. Daarnaast is veel bekend over de vitaminen die een antioxidante werking hebben, zoals de vitamines A, C en E. Die laatste is wel de bekendste. Deze vitaminen kunnen vrije radicalen onwerkzaam maken, waardoor lichaamscellen niet beschadigd worden. Witte bloedcellen vormen vrije radicalen om bacteriën te doden. Daarbij kunnen ook eigen lichaamscellen beschadigd worden. Bij een voldoende hoog niveau beschermen antioxidanten, zoals de vitamines A, C en E, de lichaamscellen tegen vrije radicalen. Vooral afweercellen, bloedvaatwand- en darmcellen zijn gevoelig. Bij een hoge infectiedruk neemt de behoefte aan anti-oxidanten toe.
Vitaminen behoefte en -opname
De volgende factoren zijn van invloed op de opname en behoefte van vitaminen:
Voeropname: bij een lagere voeropname worden ook minder vitaminen opgenomen. Lage voeropname treedt op bij langdurig zieke dieren en dieren gevoerd met voeders met een zeer hoge energiedichtheid. In beide gevallen zou de vitaminegift verhoogd moeten worden.
EW-conversie: hoe scherper de EW-conversie hoe lager de (vitamine)opname is per kilo groei. Op bedrijven met een zeer scherpe EW-conversie, zoals dat het geval is bij een hogere gezondheidsstatus, zal de vitaminedosering verhoogd moeten worden.
Infectiedruk: de mate waarin een varken blootstaat aan infectiedruk heeft invloed op de vitaminebehoefte. Dit omdat een ziek varken meestal minder eet, maar ook doordat bij infectie het verbruik aan vitaminen in het lichaam toeneemt en de behoefte dus hoger is. Tijdens maar vooral na ziekte zou het vitaminegehalte verhoogd moeten worden.
De benodigde vitaminen in het voer komen uit de grondstoffen waaruit het voer bestaat en wordt verder aangevuld door de vitaminen premix. De hoeveelheid vitaminen die uiteindelijk met het voer aan het varken verstrekt wordt hangt van een aantal factoren af:
- Dosering van vitaminen in het voer.
- Stabiliteit van vitaminen gedurende het pers- en productieproces in de fabriek;
gedurende het productie proces treden verliezen op. Hiervoor wordt vaak
gecorrigeerd door een overdosering bij de productie.
Stabiliteit van vitaminen in het voer gedurende opslag: vitaminen zijn gevoelig voor hogere temperaturen, vocht en afbraak door gisten en schimmels. Meestal worden de gehalten gedurende drie maanden gegarandeerd. Wel is het van belang ‘s zomers regelmatig vers voer aan te voeren. Aan minder vaak aangevoerde voeders kan ‘s zomers een schimmelremmer zoals calciumpropionaat toegevoegd worden. Daarnaast zijn het tegengaan van dampvorming, het regelmatig leegdraaien en schoonmaken van de silo van belang om muffe schimmelplekken te voorkomen.
Stabiliteit van de vitaminen in brijvoer. Van vitamine E, onder andere, is aangetoond dat dit in brijvoer stabiel blijft. Samenstelling van het voer: hoge gehalten aan onverzadigde vetten en ranzige vetten kunnen door de oxydatiereactie vitamine E inactiveren. Hoge gehalten aan sporenelementen tasten vitaminen aan.