Oude microscoopen

Antoni van Leeuwenhoek (1632-1723)
    Antoni van Leeuwenhoek
     Carl Zeiss's
     microscoop

  Een microscoop (oud Grieks, micros en skopein (μικρος, "klein" en σκοπειν, "nauwkeurig bekijken, onderzoeken")) is een instrument voor het bestuderen van objecten, die te klein zijn om goed met het blote oog te kunnen worden gezien.

  Hoe de vroegste microscopen tot stand kwamen is onduidelijk, maar aan het begin van de 17e eeuw kende de Republiek in Middelburg twee vermaarde lenzenmakers. Hans Lippershey  en Sacharias Jansen worden verbonden met de uitvinding van microscoop en telescoop. Hierdoor had de lakenhandelaar Antoni van Leeuwenhoek de beschikking over lenzen en loepen met een vergrotende kracht van drie - een dradenteller,voor de controle van zijn textielstoffen.

 

De Engelsman Robert Hooke  gebruikten reeds een samengestelde microscoop met oculair en objectief, maar de vergrotende kracht van deze apparaten vielen in het niet bij de sterke lenzen die Van Leeuwenhoek zou maken. Zo vergrootte Hookes samengestelde microscoop slechts 30x terwijl het Van Leeuwenhoek's microscoop kon vergroten tot 480x. 

 Van Leeuwenhoek was een autodidact: zonder enige natuurwetenschappelijke opleiding en zonder kennis van vreemde talen leerde hij zichzelf in een achtervertrek van de winkel de kunst van het observeren en beschrijven. Maar hij was ook een verbazingwekkende vakman die zichzelf glas leerde blazen, slijpen en polijsten. In tegenstelling tot de samengestelde microscoop van Hooke klemde Van Leeuwenhoek vrijwel altijd één lens tussen twee metalen plaatjes, het te bestuderen onderwerp werd met schroeven vastgeklemd en in een positie geplaatst zodat het scherp kon worden waargenomen.Met zijn zelfgemaakte microscoop zag hij als eerste ter wereld de kleine pantoffeldiertjes en enkele jaren later bacteriën en spermacellen.

 

 

 

 

Antoni van leeuwenhoek- de pionier van de microscopie

Museum Boerhaave- collectie oude microscopen