Orgaanstelsels

De mens bestaat uit veel verschillende orgaanstelsels:

 De cellen in je lichaam hebben voor de verbranding van voedingsstoffen zuurstof nodig. De zuurstof krijg je binnen door in te ademen. De lucht die je inademt gaat via de neusholte, keelholte en luchtpijp naar je longen. De koolstofdioxide die bij de verbranding ontstaat, adem je uit. Het ademhalingsstelsel maakt ademen mogelijk. Onderdelen van het ademhalingsstelsel zijn onder andere de luchtpijp, de bronchiĆ«n en de longen

 

Transport van stoffen door ons lichaam is van levensbelang. Zuurstof gaat vanuit je longen naar je tenen, koolstofdioxide vanuit je vingers naar je longen. Hormonen gaan vanuit je hypofyse naar je geslachtsorganen. Voor al dat transport zijn drie dingen belangrijk. Een pomp, een buizenstelsel en een transportmiddel. Het bloedvatenstelsel bestaat onder andere uit het hart, de aorta en de aderen. Je hart werkt als pomp en laat het bloed stromen door het bloedvatenstelsel.

 

Het menselijk lichaam telt meer dan 600 spieren. Al die spieren samen noem je het spierstelsel. Je spieren maken het mogelijk om te bewegen. Voorbeelden van spieren in dit stelsel zijn de biceps, de buikspier en de dijspier.

 

 


Voor de groei en de ontwikkeling van je lichaam heb je voedingsstoffen nodig. Daarnaast heb je koolhydraten, vetten en eiwitten nodig als brandstof (energie).Voordat je lichaam de voedingsstoffen uit je eten kan opnemen, moet het voedsel eerst bewerkt worden. Het wordt gekauwd, gekneed en gemengd met verteringsappen. Dit doe je me het verteringstelsel.

 

Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het voortplantingsstelsel van de vrouw.
Onderdelen van dit stelsel zijn onder andere de baarmoeder, de eierstok en de vagina

 

Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het voortplantingsstelsel van de man.
Onder andere de zaadleiders, de eikel en de balzak maken deel uit van dit stelsel.

 

 

 Het skelet van mensen bestaat uit botten, ook wel beenderen genoemd. Voorbeelden van botten zijn de ribben, de botten in de wervelkolom en het dijbeen. De plaatsen waar de botten ten opzichte van elkaar kunnen bewegen heten gewrichten. Mens loopt doordat spieren zijn botten laten bewegen.

 

 

Je neemt prikkels uit de omgeving waar door middel van je zintuigen. Zintuigen bestaan uit zintuigcellen. Die zintuigcellen geven de prikkels uit je omgeving door aan je hersenen. Hierdoor kun je reageren op de prikkels. De zintuigen liggen in je oren, tong, neus en huid. Het zintuigstelsel zorgt ervoor dat we de  buitenwereld kunnen waarnemen.Met deze zintuigen kun je zien, horen, ruiken, proeven en voelen.


Het zenuwstelsel speelt bij alle handelingen die je doet een centrale rol. Het zenuwstelstel verwerkt de prikkels die je zintuigen opvangen. Het zenuwstelsel stuurt dan de spieren en klieren aan. Het bestaat uit het centrale zenuwstelsel(hersenen en ruggenmerg) en het perifere zenuwstelsel.(de zenuwen)

 

Hormonen zijn stoffen die inwendige prikkels doorgeven. Hormoonstelsel regelt onder andere je groei, ontwikkeling en stofwisseling. Het hormoonstelsel bestaat uit hormoonklieren. Deze klieren geven hormonen af aan het bloed. Het bloed zorgt ervoor dat de hormonen door het lichaam worden vervoerd.

 

Bij de energieopwekking in je cellen ontstaan afvalstoffen. Daarnaast produceren je cellen allerlei stoffen, zoals hormonen. Cellen sterven uiteindelijk en ze worden opgeruimd. Afval genoeg. 
Tot het urinesstelsel behoren de nieren, de urineleiders, de blaas en de plasbuis

 

 

 

Biologiepagina eefeningen: Orgaanstelsels