Het lichaam van een organisme is geheel uit eigen lichaamcellen opgebouwd. De cellen van elk organisme hebben een uniek DNA.
► Het menselijke lichaam bestaat uit 100.000 miljard verschillende type cellen.
► Een groep gelijksoortige cellen die een gelijke functie uitvoeren vormen dan een weefsel. Bijvoorbeeld de spiercellen maken spierweefsels.
► De verschillende weefsels die met elkaar een bepaalde taak uitvoeren vormen een orgaan. Bijvoorbeeld het grootste menselijke orgaan is de huid. De functie van de huid is de bescherming van het lichaam tegen uitdroging, onderkoeling en beschadiging.
► Een combinatie van organen die samen een functie uitvoeren vormt dan een orgaanstelsel. Bijvoorbeeld het ademhalingstelsel bestaat uit volgende organen: strottenhoofd, luchtpijp en longen. In menselijk lichaam zijn 11 verschillende orgaanstelsels. Alle orgaanstelsels samen regelen wat in een menselijk lichaam gebeurt.