Vragen bij Biology of plants, blz 152-173.
1. Vertaal de volgende woorden:
2. Een plant met het genotype PpRr wordt zelfbestoven. Ga uit van dominante overerving en geen koppeling tussen de eigenschappen. P. = paarse bloem. pp = witte bloem; R. = resistent, rr = vatbaar.
a. Leg uit waarom er wel P. wordt geschreven, maar niet p.
b. Teken een tabel om de verhouding tussen de verschillende genotypen die ontstaan te bepalen.
c. Welk deel van de planten heeft als fenotype resistent en witte bloem?
3. Leg uit waardoor koppeling tussen eigenschappen ontstaat.
4. Leg uit wat crossing over inhoudt.
5. Waardoor kan het gebeuren dat eigenschappen niet "normaal" overerven, maar steeds van moeder op dochter? (Maternal inheritance).