1.4 Afronden

In veel van de sommen die je gaat maken zal je gevraagd worden om je antwoord af te ronden.

Hiervoor is het belangrijk dat je de regels voor het afronden van een getal goed begrijpt.

 

Afronden

Als je afrondt op een 2 decimalen kijk je naar het derde decimaal. Wil je afronden op 3 decimalen, dan kijk je naar het vierde decimaal. Je kijk dus altijd naar het eerstvolgende decimaal. Is dit decimaal een 4 of lager, dan hoef je niet te doen. Is dit decimaal een 5 of hoger dan wordt het cijfer ervoor 1 hoger.

Bij het afronden van getallen, kun je dus de volgende stappen aanhouden:

  1. Ga na waarop je moet afronden.
  2. Kijk naar het eerstvolgende getal/decimaal.
  3. Bij een getal van 4 of lager: hoef je niets te doen.

    Bij een getal van 5 of hoger: wordt het cijfer ervoor 1 hoger.

Bijvoorbeeld.

a. Rond 6,53489 af op 3 decimalen.   Antwoord: 6,535

b. Rond 6,53489 af op 2 decimalen.  Antwoord: 6,53

c. Rond 6,53489 af op 1 decimalen.  Antwoord: 6.5

d Rond 6,53489 af op een geheel getal. Antwoord: 7.

 

 

  1.  

 

 

Uitleg en opgaven afronden

Uitleg en opgaven
Bestudeer uit de Kennisbank wiskunde het onderdeel:

Afronden
Maak daarna de volgende opgaven.

Toets Afronden
Je sluit de paragraaf Afronden af met een toets.

Na het maken van de vragen krijg je een score en kun je de gegeven antwoorden vergelijken met de goede antwoorden.


Succes!