9.2 Formules met letters

In het dagelijks leven wordt vaak gebruik gemaakt van formules. De meest gebruikte formules zijn woordformules.

Een glazenwasser moet bij een gebouw de ramen wassen. Hij rekent € 25,- voorrijkosten en ieder uur dat hij werkt rekent hij € 35,-.
We kunnen nu een formule maken: bedrag (in €) = 25 + 35 x aantal uren.
Je betaalt € 25 voorrijkosten en ieder uur komt er €35,- bij.

Op het moment dat deze glazenwasser 4 uur werkt krijgen we de volgende formule:

bedrag = 25+35x4

           = € 165,00


Op het moment dat deze glazenwasser 8 uur werkt dan krijgen we de volgende formule:

bedrag = 25+35x8

           = € 305,00

Wanneer we een woordformule hebben dan kunnen we deze formule korter opschrijven. Wanneer deze formule: bedrag (in €) = 25 + 35 x aantal uur elke keer weer moet opschrijven dan ben je heel lang bezig. We kunnen daarom alles afkorten.
Het aantal uur kunnen we afkorten met u. Het bedrag wordt dan b.
De nieuwe formule wordt dan: b = 25+35u.

Hierbij is b het bedrag en u het aantal uur.
 

Wanneer de glazenwasser 5 uur gewerkt heeft dan heeft hij verdient:
b = 25+35x5
b = € 200,00

 

Maak opdracht 4 en 5 van stencil H9.

Opgaven

Bestudeer uit de Kennisbank wiskunde het onderdeel:

Formules

 

Maak daarna de volgende opgaven.
 

Oefening: Formules

Start

Toets Formules
Je sluit de paragraaf Formules af met een toets.

Na het maken van de vragen krijg je een score en kun je de gegeven antwoorden vergelijken met de goede antwoorden.


Succes!

Toets: Formules

Start