Het rollenspel wordt beoordeeld met een observatiekader:
- Hoe is de opbouw van het spelverhaal?
- Welk spelrepertoire heeft het kind?
- Welke betekenis geeft het kind aan de spelactiviteiten?
- Welke rollen kiest het kind voor zichzelf en bestrijkt zijn spel een breed arsenaal van rollen?
- Hoe gaat het kind om met spelmaterialen?
- Hoe gebruikt het de ruimte? - Houdt het zich aan spelregels?
- Hoe volhardend is het kind in zijn spel? • De spelgerichtheid:
- Hoe is de aandachtsgerichtheid bij het spel? - Toont het kind betrokkenheid, zo ja, op welke wijze, welk niveau? (Leuvense betrokkenheidsschaal-K?
- Hoe lang duurt het spel doorgaans bij dit kind?
- Neemt het kind initiatieven tot samenspel of schikt het zich naar andere kinderen?
- Brengt het spelideeën in?
- Komt het kind in het spel voor zichzelf op?