Werk en de samenleving, Hoofdstuk 1 : werk

Motivaties om te gaan werken

In het bestudeerde hoofdstuk worden een aantal motivaties genoemd waarom mensen gaan werken. Wellicht is dit nog een beeteje zwak uitgedrukt. Misschien moeten we wel zeggen "waarom mensen het heerlijk vinden om te werken"

  1. allereerst verdien je er geld mee en kun je met dat geld leuke dingen doen: een huis huren, kleding kopen, uitgaan. Met dat geld kun je anderen om je heen ook laten zien dat jij het goed getroffen hebt.  "Heb je geld, heb je vrienden"
  2. Daarnaast bouw je door je werk een sociaal netwerk op. Je leert collega's kennen, je leert klanten kennen, collega's kunnen vrienden worden.
  3. Werk geeft status. Op een feestje waar mensen elkaar niet kennen wordt als eerste gevraagd: wie ben je een wat doe je? Het antwoord luidt dan : ik ben Nadia en ik ben docent Frans op een ROC.
  4. Het geeft je leven structuur dat zin heeft. Niets vindt een mens zo erg als te weten dat niemand op je wacht, dat niemand je nodig heeft, dat je je hele dag op bed kan blijven liggen, dat er geen verschil meer is tussen vrije tid en werktijd omdat je alle dagen vrij hebt.
  5. Door het werk kun je je ontplooien. Door werk te doen, leer je waar je goed en wat je moeilijk vindt. Door oefening en training wordt je beter en beter en kun je wellicht naar een hogere functie. Je maakt promotie. Of je ontdekt dat je op bepaalde terreinen erg goed bent en je gaat een heel andere richting op. Je maakt een switch maar dat is ook ontplooiing.
 

 

Opdracht (groepsopdracht)

 Lees het artikel van Stine Jensen uit Filosofie in 30 minuten goed door. Bespreek vervolgens in twee- of drietallen de volgende vragen en probeer tot een gezamelijk antwoord te komen. Vervolgens stuurt een ieder het  het antwoord zelf op naar Its learning, blok 3 Burgerschap, Week 2, Werk.

Let op: het is dus een groepsopdracht maar een ieder stuurt het antwoord voor zich zelf op!

 

1. In de derde alinea van het artikel stelt de schrijfster dat  "de plek van werk diffuus is geworden. Welk voorbeeld geeft zij hiervan en bedenk een voorbeeld van hoe dat vroeger (50 jaar geleden) was

2. Dat "de plek van werk ook prominent is geworden " is een andere stelling. Wat voor voorbeelden haalt zij aan om dat te bewijzen?

3. Nietsche is een filosoof die aangehaald wordt als vertegenwoordiger de existentialistische filosofie.     Beschrijf in eigen woorden een beschrijving van die stroming in de filosofie.

4. Wat vind je van die filosofie? Ben je het er mee eens?

5. In het hoofdstuk Werk van het Burgerschapsboek worden 5 motivaties genoemd waarom mensen werken. Bij welke motivatie sluit zij aan? Leg uit.

6. Houd werken op als je met pensioen gaat? Leg uit