Hout is een natuurproduct, het bestaat uit cellulosevezels die door planten worden aangemaakt.
Het van bomen afkomstige hout kan men grofweg verdelen in harde- en zachte houtsoorten.
Kenmerkend verschil tussen de harde en zachte houtsoorten is het voorkomen van vaten.
Bij zachte houtsoorten vindt tijdens de groei het transport van water plaats via de cellen.
Bij harde houtsoorten gebeurt dit via vaten.
Zachte houtsoorten kunnen meer water opnemen dan harde houtsoorten.
Het opnemen en afgeven van water zorgt voor het uitzetten respectievelijk krimpen van het materiaal.
Het uitzetten, krimpen en dientengevolge scheuren van het hout kan houtrot tot gevolg hebben.
Om lokale zachtere houtsoorten voor de bouw aantrekkelijker te maken worden ze veredeld.
In bron 1wordt dit veredelen toegelicht.
In het schema hieronder staat een overzicht van de factoren die nodig zijn om houtrot te veroorzaken.
In de bron 2 zijn afbeeldingen van een zachte en een harde houtsoort opgenomen.
Hieronder staat een stukje van de structuurformule van cellulose.
In de regels 9 t/m 11 van bron 1 wordt de verestering van de hydroxylgroepen beschreven.
Een andere manier van houtbescherming is het impregneren met een kunsthars.
In bron 3 zijn afbeeldingen 3 en 4 opgenomen.
De gebruikte kunsthars is een polymeer ontstaan uit de hieronder afgebeelde monomeer styreen:
Er zijn ook pogingen gedaan om als impregneermiddel een kunsthars te gebruiken op basis van het monomeer acrylzuur, de structuurformule staat hieronder.
De keuze van dit impregneermiddel bracht een discussie op gang tussen twee leerlingen.
Bert is van mening dat het gebruik van dit impregneermiddel zal leiden tot meer mogelijkheden tot het binden van water. Je introduceert extra hydroxylgroepen.
Ernie is het niet met hem eens. Volgens hem zal door het gebruik van acrylzuur het aantal hydroxylgroepen juist afnemen.