Verplaatste lebmaag
Klotsen lebmaag
Lebmaag operatie
In dit hoofdstuk worden de onderwerpen weerstand en infectiedruk behandeld.
Op welke manier hebben weerstand en infectiedruk invloed op de gezondheid van een koe?
Leerdoelen
Aan het eind van dit hoofdstuk ben je in staat:
Dit hoofdstuk bestaat uit tekst, afbeeldingen, filmfragmenten en verwerkingsvragen. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een oefentoets.
In dit hoofdstuk wordt de bundel Weerstand en infectiedruk gebruikt.
In de tekst wordt soms verwezen naar de bundel. Daarnaast kan de bundel gebruikt worden om extra informatie op te zoeken.
Door op onderstaande link te klikken kom je bij de bundel.
BUNDEL: WEERSTAND EN INFECTIEDRUK
Infectiedruk is de mate waarop ziektekiemen in de omgeving van een dier aanwezig zijn. De infectiedruk wordt bepaald door het aantal ziektekiemen dat de koe belaagd.
Ziektekiemen
Ziektekiemen zijn in staat zijn een koe ziek te maken. Ziektekiemen worden ook wel micro-organismen genoemd.
Voorbeelden van ziektekiemen zijn:
Hoe meer ziektekiemen in de omgeving van de koe, hoe hoger de infectiedruk. Bij een hoge infectiedruk is de kans om ziek te worden groot.
Pathogeniteit
Naast de aanwezigheid van ziektekiemen, speelt het vermogen van de ziektekiemen om de koe ziek te maken een rol. We noemen dit de pathogeniteit. Hoe besmettelijk en hoe kwaadaardig is de ziekteverwekker?
Aandachtsgebieden infectiedruk
De infectiedruk kan opgedeeld worden in 2 aandachtsgebieden:
Infectiedruk verlagen is dus erg belangrijk om nieuwe infecties te voorkomen.
Bacteriën en virussen, wat zijn het en hoe kun je een infectie voorkomen?
De weerstand van een koe voorkomt dat een dier ziek wordt. Wanneer ziektekiemen het lichaam van de koe binnendringen, probeert de weerstand deze te doden. Ziektekiemen zijn in staat om een koe ziek te maken.
Lees pagina 3 en 4 uit de bundel.
De weerstand van een dier is afhankelijk van verschillende factoren o.a.:
Deze factoren zullen één voor één behandeld worden in dit hoofdstuk.
Wanneer een ziektekiem het lichaam wil binnendringen, moet hij eerst langs de eerste verdedigingslinie. De eerste verdedigingslinie wordt ook wel de eerste afweerlinie genoemd. De eerste verdedigingslinie probeert ziektekiemen buiten het lichaam te houden.
De eerste verdedigingslinie wordt gevormd door:
Via deze plaatsen kunnen ziektekiemen het lichaam binnendringen.
Lees pagina 6 over de eerste verdedigingslinie.
Ter verduidelijking kun je het filmpje bekijken.
Eerste verdedigingslinie
De tweede verdedigingslinie komt in actie wanneer ziekteverwekkers het lichaam zijn binnengekomen. Ziekteverwekkers kunnen het lichaam binnendringen wanneer de huid, slijmvliezen of trilharen met geweld kapot gemaakt worden.
Lees pagina 7 uit de bundel. Het gaat hier over de tweede verdedingingslinie.
Ter verduidelijking kun je het filmpje over de tweede verdedigingslinie bekijken.
De tweede afweerlinie
Wanneer na een besmetting de ziektekiemen door de tweede verdedigingslinie heen komen, komt de derde verdedigingslinie in actie. De derde verdedigingslinie wordt ook wel immuniteit genoemd. Immuniteit is de kracht van het lichaam om een bepaalde ziekte niet meer te krijgen.
Lees pagina 8 uit de bundel, over de derde verdedigingslinie.
Ter verduidelijking kun je onderstaand filmpje over de derde verdedigingslinie bekijken.
Derde verdedigingslinie
Immuniteit is de kracht van het lichaam om niet meer ziek te worden, door een bepaald ziekteverwekker.
Er worden twee soorten immuniteit onderscheiden: Passieve immuniteit en actieve immuniteit.
Passieve immuniteit
Passieve immuniteit is immuniteit verkregen:
Antistoffen zijn stoffen die ziekteverwekkers kunnen aanvallen. We noemen ingespoten antistoffen ook wel een serum.
Actieve immuniteit
Actieve immuniteit is immuniteit verkregen:
Manieren om immuun te worden
Binnen deze passieve en actieve immuniteit wordt nog onderscheid gemaakt in kunstmatige en natuurlijke immmuniteit.
Er zijn dus 4 manieren om immuun te worden tegen een ziekte:
Lees pagina 9 uit de bundel, over passieve en actieve immuniteit.
Bekijk voor meer informatie onderstaand filmfragment.
Voeding heeft op verschillende manieren invloed op de weerstand:
Lees pagina 10 t/m 13, over de manier waarop voeding invloed heeft op de weerstand.
Bekijk onderstaand filmfragment over het belang van herkauwen voor de penswerking.
Herkauwen en penswerking
De aangeboren invloeden kunnen erfelijk bepaald zijn of worden bepaald door alleen de moeder voor de geboorte. Wanneer de beide ouders een slechte weerstand hebben, is de kans groot dat de nakomelingen ook een slechte weerstand heb
Bepaalde eigenschappen zoals vruchtbaarheid, samenstelling van de melk en conditie van de klauwen zijn ook voor een gedeelte erfelijk.
In het onderstaande videofragment wordt erfelijkheid bij koeien verder uitgelegt.
Leeftijd speelt een belangrijke rol bij de weerstand.
Weerstand pasgeboren kalf
Zo heeft een pasgeboren kalf geen weerstand. Dit komt doordat de placenta geen antistoffen doorlaat. Antistoffen zijn stoffen die ziekteverwekkers kunnen aanvallen. De antistoffen zijn te groot om door de placenta te komen. Omdat de antistoffen niet kunnen worden doorgegeven van de koe op het kalf, ontwikkeld het kalf voor de geboorte geen weerstand.
De 4 V's
Het gezond houden van kalveren start naast, hygiëne bij het afkalven, bij de biestvoorziening. Biest bevat antistoffen waardoor het kalf weerstand kan ontwikkelen. Het is daarom belangrijk dat het kalf snel biest binnenkrijgt. Het advies voor het geven van biest is de biest vaak, veel, vers en vlug geven. Dit noemen we ook wel de 4 V’s.
Leeftijd moederdier
Ook de leeftijd van het moederdier speelt mee. Een oudere koe heeft vaak al meerdere ziekten gehad. Hierdoor zijn er meerdere antistoffen aangemaakt. Deze antistoffen zijn terug te vinden in de biest. De biest van een vaars bevat minder antistoffen en is hierdoor van mindere kwaliteit.
Bekijk het onderstaande videofragment om meer te weten te komen over de functie van biest.
Biest management en biest kwaliteit
Huisvesting
Naast de weerstand die een kalf krijgt via de biest, speelt huisvesting een belangrijke rol.
Een kalf heeft in de eerste levensweken weinig weerstand. Om een goede weerstand te kunnen ontwikkelen, is het belangrijk dat de omgeving van het kalf optimaal is. Hierover wordt meer verteld in onderstaand videofragment.
Huisvesting jongvee
Infectieziekten zijn ziekten veroorzaakt door ziektekiemen.
Ziektekiemen zijn bijvoorbeeld:
Hoe meer ziektekiemen in het lichaam, hoe groter de kans op ziekte.
Bekende infectieziekten
Bekende infectieziekten bij koeien zijn onder andere:
IBR, INFECTIEUZE BOVINE RHINOTRACHEITIS
BVD, BOVINE VIRUS DIAREE
Deze ziekten tasten de afweer van de koe aan. Andersom is het zo dat infectieziekten eerder toeslaan wanneer de weerstand van de koe minder is.
Klik op de infectieziekten voor meer informatie.
Om meer te weten te komen over BVD kun je onderstaand videofragment bekijken.
BVD
Onderstaand videofragment geeft informatie hoe je ervoor kunt zorgen dat koeien minder stress krijgen.
Vanaf 1:34 - 2:22 wordt, in het Nederlands, uitgelegd wat het effect van stress op koeien is.
Stressvrijer omgaan met de koe
Bij stress wordt het hormoon cortisol aangemaakt. Cortisol zorgt ervoor dat het lichaam extra energie kan leveren om stress te ‘voeden’.
Gevolgen van stress
Stress kost het lichaam veel energie. Hierdoor is er minder energie voor belangrijke functies en processen in het lichaam. Zo worden er bij stress minder witte bloedcellen aangemaakt. De aangemaakte bloedcellen hebben een verminderde kwaliteit. Dit zorgt ervoor dat de weerstand minder wordt.
Verder kan stress ook leiden tot een veranderd eet- en drink patroon. Dit kan vervolgens weer leiden tot vermindering van de weerstand.
Ten slotte kan ook de melkprocutie minder worden door stress.
Via onderstaande link vind je een dossier van Groen Kennisnet.
Dit dossier bevat informatie over stressvrij omgaan met koeien. Je vindt er bijvoorbeeld tips om stressvrij om te gaan met koeien, voordelen van stressvrij omgaan met koeien en gevolgen van stress.
In de verschillende productiestadia van de koe, is de weerstand ook verschillend.
Lees pagina 16 over productiestadia van de koe.
Dit hoofdstuk gaat over het signaleren of een koe ziek of gezond is.
Van een melkkoe worden topprestaties verwacht. Het is belangrijk dat een zieke koe zo snel mogelijk wordt ontdekt en er meteen effectief wordt ingegerepen.
Een melkveehouder moet zieke dieren in een vroeg stadium kunnen opsporen. Het is daarom erg belangrijk dat hij een ziek dier kan herkennen en de juiste behandeling op juiste wijze kan uitvoeren.
Door naar het gedrag, de houding, lichaamstaal en conditie van een koe te kijken kun je signalen met betrekking tot gezondheid oppikken. Een koe geeft namelijk constant signalen af, waardoor een ziek dier vaak opvalt.
Leerdoelen
Aan het eind van dit hoofdstuk ben je in staat:
Dit hoofdstuk bestaat uit tekst, afbeeldingen, filmfragmenten en verwerkingsvragen. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een oefentoets.
Bij dit hoofdstuk hoort geen bundel. Alle benodigde informatie is in dit arrangement te vinden.
Op welke manier kun je een ziek dier van een gezond dier onderscheiden?
Er zijn een aantal belangrijke aandachtspunten bij het onderscheiden van zieke en gezonde dieren:
Deze aandachtspunten worden stuk voor stuk in dit hoofdstuk besproken.
Het is belangrijk een ziek of gewond dier snel te signaleren. Deze dieren moeten worden behandeld.
Ziekte/verwonding siganaleren
Om ziekte/ verwonding te kunnen signaleren let je op de volgende punten:
Bij ziekte of verwonding moet actie worden ondernomen.
Verwonding
Ernstige verwonding kan gevolgen hebben voor de koe. Deze gevolgen kunnen bijvoorbeeld daling in productie of zelfs gedwongen afvoer hebben. Daarnaast kunnen koeien met verwondingen een teken zijn van fouten in de huisvesting. Denk aan uitstekende voorwerpen, verkeerde boxafstellingen of verkeerde voerhekken.
Een gezond dier:
Het is belangrijk dat een koe voldoende alert en actief is.
Aandachtspunten
Wanneer je door de stal loopt let je op de volgende punten:
Gezonde koe
Een gezond dier is te herkennen aan de volgende punten:
Bij een onderzoek van een koe wordt vaak begonnen met het temperaturen van de koe. De temperatuur van een koe is heel belangrijk. Dit bepaald namelijk de volgende punten:
a) Is het zinvol is antibiota te gebruiken?
b) In welke toepassing antibiotica het meest effectief is
c) Welke ondersteunende therapie het meest effect heeft.
Normale temperatuur
Een gezonde koe heeft een temperatuur tussen de 38 – 39 graden. Bij een kalf is de lichaamstemperatuur 0,5 graden warmer, dus 38,5 - 39,5 graden.
Ondertemperatuur
Wanneer de temperatuur lager is dan normaal, noemen we dit ondertemperatuur. Een te lage temperatuur wordt gemeten wanneer de thermometer niet diep genoeg in de koe is gebracht. Ook een koe met bijvoorbeeld melkziekte kan een te lage temperatuur hebben.
Koorts
Wanneer de temperatuur hoger is dan normaal, noemen we dit koorts. Koorts wordt gemeten wanneer er ergens in het dier een ontsteking zet en het dier daar last van heeft. Een temperatuur hoger dan 39 graden noemen we koorts. Bij een kalf spreken we van koorts wanneer de temperatuur hoger is dan 40 graden. Een koe krijgt koorts bij bijvoorbeeld uierontsteking.
In onderstaande link is meer informatie te vinden over koorts.
In onderstaand filmfragment wordt uitgelegd hoe de temperatuur bij een koe wordt gemeten.
Temperatuur opnemen
Aan mest is een hoop af te lezen qua gezondheid.
Een gezonde koe heeft mest die niet te dun, te dik of onvolledig verteerd is.
In onderstaand filmfragment zie je hoe je de dikte van de mest kunt beoordelen.
Beoordelen mest
Een gezonde koe is vrij van bevuiling, zwellingen en huidbeschadigingen. De vacht van de koe hoort te glanzen.
Waarom een gezonde huid en vacht?
Het is belangrijk de vacht en huid van een koe gezond te houden. Een gezonde vacht en huid zorgen namelijk voor een goede warmteregulatie en houden ziekteverwekkers buiten het lichaam.
Het melken van schone dieren gaat sneller. Bovendien is er minder kans op bevuiling van de melk. Daarnaast tonen de dieren beter wanneer ze vrij zijn van bevuiling en beschadiging.
Oorzaken van bevuiling of beschadiging
Beschadiging van de koeien kan optreden door bijvoorbeeld gladde vloeren. Dieren kunnen hierop uitglijden en beschadigingen oplopen. Ook verkeerd afgestelde boxen en voerhekken kunnen koeien beschadigen. Daarnaast zijn op- en afstapjes en uitstekende voorwerpen een groot risico op beschadiging.
Bevuiling ontstaat door verschillende redenen, zoals:
Hygiëne scorekaart
Uiergezondheidscentrum Nederland (UGCN) heeft een hygiëne scorekaart ontwikkeld. Met deze kaart kun je de hygiëne van je koeien scoren.
In onderstaande afbeelding is de hygiëne scorekaart te zien.
Dit betekenen de scores uit de hygiëne scorekaart
Score van 1: Koe is schoon
Score van 2: Koe is licht bevuild
Score van 3: Koe is bevuild
Score van 4: Koe is ernstig bevuild
Klik op onderstaande link om de hygiëne scorekaart te bekijken met toelichting.
Een koe is een herkauwer. Een gezonde koe is voortdurend aan het vreten of aan het herkauwen.
Herkauwactiviteit
Koeien herkauwen veel. Koeien die te weinig of te kort herkauwen krijgen onvoldoende structuur of zijn ziek. De herkauwactiviteit kan bekeken worden door te letten op onderstaande punten:
Scoren van de pensvulling
Om te kunnen zien of een koe voldoende voer opneemt, kan de vulling van de pens worden gescoord. De pensvulling wordt gescoord aan de linkerzijde van de buik, bij de pensgroeve. In het filmfragment hieronder wordt uitgelegd hoe de pensvulling kan worden gescoord.
Scoren pensvulling
Scorekaart pensvulling
Bij het scoren van de pensvulling is het handig de scorekaart pensvulling te gebruiken. Deze scorekaart is te vinden in onderstaande link.
Aandachtspunten
Wanneer je door de stal loopt let je op de volgende punten:
Een gezond dier
Een gezonde koe voldoet qua voeding aan onderstaande punten:
Stage opdracht
Als je docent uitleg heeft gegeven over de stageopdracht, kun je onderstaande opdracht maken.
STAGE OPDRACHT PENSVULLING SCOREN
Een koe is van oorsprong een prooidier, het laat daarom niet snel pijn zien.
Pijnsignalen
Algemene pijnsignalen van bijvoorbeeld buikpijn zijn een kromme rug en lopen/staan met de poten dicht bij elkaar. Verder zijn uitingen van geluid zoals kreunen, zuchten en tandenknarsen tekenen van pijn.
Pijnstillers
Uit onderzoek is gebleken dat bewustwording van pijn echt leidt tot het gebruik van pijnstillers. Wanneer veehouders dus zien dat een dier pijn heeft, worden er vaak pijnstillers gebruikt. Pijnstilling moet zorgvuldig gebeuren. Het toedienen van pijnstillers kan averechts werken wanneer de oorzaak van de pijn niet bekend is.
Pijn bij mastitis
Bij heftige klinische mastitis (uierontsteking) is vaak duidelijk aan de koe te zien dat hij pijn heeft. Bij subklinische mastitis is dit vaak al een stuk minder duidelijk.
Klinische en subklinische mastitis
Het verschil tussen klinische en subklinische mastitis is dat klinische mastitis zichtbaar is: een ontstoken, opgezet, pijnlijk kwartier.
Daarnaast is de melk vaak afwijkend qua kleur en/of geur, soms zitten er ook vlokken in.
Subklinische mastitis moet echt worden onderzocht, je kunt dit op het eerste oog niet zien. Bij onderzoek wordt subklinische mastitis vaak aangetoond door een verhoogd celgetal. Er zitten dan meer witte bloedcellen in de melk.
In onderstaand filmfragment wordt meer uitleg gegeven over mastitis.
Mastitis
Pijnscorekaart en pijnpreventietabel
Het praktijknetwerk heeft een pijnscorekaart en een pijnpreventietabel ontwikkeld voor melkveehouders en dierenartsen. Met deze kaart en tabel kunnen bepaalde kenmerken van pijn sneller worden herkend.
Bekijk de pijnscorekaart en pijnpreventietabel.
PIJNSCOREKAART EN PIJNPREVENTIETABEL
Locomotie betekent voortbeweging. Een koe moet zich gelijkmatig voortbewegen, dus een gelijkmatige locomotie hebben.
locomotie scoren
Locomotie kan gescoord worden aan de hand van vijf scores. Door het scoren van locomotie kunnen klauwproblemen worden ontdekt. Bij een locomotie score van 1 staat en loopt de koe normaal, dit is de gewenste situatie. Een locomotie score van 5 geeft aan dat een koe staat en loopt met een kromme rug. Daarnaast ontlast hij één of meerdere klauwen. Een koe met locomotie score van 5 heeft klauwproblemen.
Bekijk de locomotiescorekaart uit onderstaande afbeelding.
Ten slotte vertoond een gezonde koe vertoont geen plotselinge veranderingen in de productie.
Een gezonde koe ligt tussen de 10 – 14 uur per dag.
Het is belangrijk dat de koe zoveel ligt omdat:
Er is extra onderzoek nodig wanneer er plotselinge veranderingen in productie ontstaan of wanneer de koe meer staat dan ligt of staat dan normaal.
Stage opdracht
Bij dit hoofdstuk hoort een stageopdracht. Maak deze opdracht na uitleg van je docent.
Je vindt de opdracht in onderstaande link.
STAGE OPDRACHT STAAN EN LIGGEN
Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een eindopdracht.
Deze eindopdracht wordt uitgevoerd op een melkveebedrijf.
Klik op onderstaand bestand om de eindopdracht te openen.
Door het maken van deze oefentoest kun je je voorbereiden op de echte toets.
Veel succes!
Inleiding
Diergeneesmiddelen zijn onmisbaar voor een goede gezondheid en een goed welzijn van de dieren. Niet gezonde dieren kunnen immers veel geld kosten. Diergeneesmiddelen moeten echter wel verantwoord gebruikt worden. Gebruik van diergeneesmiddelen brengt risico's met zich mee, zoals resistentie van ziektekiemen, residuen en effecten op het milieu. Daarnaast worden ontwikkelingen in de Nederlandse veehouderij steeds kritisch gevolgd. Een routinematig gebruik van middelen (antibiotica) schaadt het imago van de veehouderij.
Diergeneesmiddelenwet
Het Bureau Diergeneesmiddelen beoordeelt alle diergeneesmiddelen, voordat ze op de markt worden toegelaten. Het bureau kijkt naar de veiligheid, werkzaamheid en kwaliteit van het diergeneesmiddel. En naar de eventuele risico’s voor mens, dier en milieu.
Daarnaast adviseert het bureau een advies aan de staatssecretaris van Economische Zaken. De staatssecretaris beslist uiteindelijk of het geneesmiddel op de Nederlandse markt gebracht mag worden. Toegelaten diergeneesmiddelen zijn te herkennen aan een REG NL nummer op het etiket.
Wil je meer informatie over de regelgeving van diergeneesmiddelen, ga dan naar de site van College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG).
Link naar site van College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG).
Controle geneesmiddelen gebruik
Elke veehouder is verplicht om aangesloten te zijn bij een dierenartspraktijk. Samen met de eigen dierenarts moet de veehouder een bedrijfsgezondheidsplan (BGP) opstellen. Hierin wordt elk jaar de gezondheid van de dieren op het bedrijf beschreven en geanalyseerd. Ook hoeveelheid gebruikte diergeneesmiddelen staat hierin vermeld. Vervolgens wordt er een plan opgesteld, welke maatregelen de veehouder gaat nemen om de diergezondheid op zijn bedrijf te verbeteren. Voornamelijk het terugdringen van antibiotica is daarbij belangrijk. Daarnaast bezoekt de dierenarts meerdere keren per jaar het bedrijf voor een tussentijdse beoordeling. Er wordt dan gekeken naar de gezondheid van de dieren en naar de hoeveelheid en soort antibiotica die er gebruikt wordt. De dierenarts maakt hiervan een verslag en deze wordt toegevoegd aan het BGP. Het aantal bezoeken dat een dierenarts moet afleggen, hangt af van het type bedrijf;
Voorbeeld van een bedrijfsgezondheidsplan
Naast een BGP is er ook een bedrijfsbehandelplan (BBP) op het bedrijf aanwezig. Dit is een door de dierenarts opgesteld plan waarin staat omschreven hoe een bepaalde aandoening of ziekte behandeld dient te worden.
Voorbeeld van een bedrijfsbehandelplan
Controle regelgeving
De Nederlands Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) controleert bij veehouders, dierenartsen en handelaren of de regelgeving omtrent diergeneesmiddelen goed wordt nageleefd. Voor meer en recente informatie, ga naar de site van NVWA. Kies op de site voor dier en vervolgens over antibioticagebruik.
Je kunt ook op de onderstaande link klikken.
Link naar de site van de NVWA; Antibiotica in de veehouderij.
Verschillende categorieën diergeneesmiddelen
Diergeneesmiddelen zijn ingedeeld in vier categorieën;
- VRIJ
- URA
- UDA
- UDD
Op het etiket van het diergeneesmiddel staat in welke categorie het geneesmiddel valt.
Diergeneesmiddelen zonder recept (VRIJ)
Een kleine groep diergeneesmiddelen mag de veehouder van het dier zonder tussenkomst van een dierenarts geven aan zijn dier. Deze medicijnen vormen geen risico voor mens en dier. Groothandels en (dieren)winkels verkopen deze geneesmiddelen zonder recept van een dierenarts. Diergeneesmiddelen zonder recept herken je aan de code VRIJ (Vrije geneesmiddelen).
Voor het toedienen van de overige diergeneesmiddelen is de tussenkomst van een dierenarts noodzakelijk. Zo kan de dierenarts het gebruik van medicijnen bij dieren beter in de gaten houden. Deze regel voorkomt dat dieren te vaak of te veel medicijnen krijgen. Dit is veiliger voor het dier en uiteindelijk voor ons voedsel.
Diergeneesmiddelen op recept (URA)
Een aantal van deze diergeneesmiddelen mogen wel in een (dieren)winkel of een apotheek verkocht worden. Deze verkooppunten hebben hier een speciale handelsvergunning voor nodig. De verkoop van deze middelen aan de veehouder, mag alleen wanneer hij/zij een recept van een dierenarts heeft. Deze middelen herken je aan de code URA (Uitsluitend op Recept Afleveren).
Uitsluitend op Dierenarts Advies (UDA)
Deze diergeneesmiddelen worden voorgeschreven en afgeleverd door de dierenarts. De veehouder mag ze wel zelf op het bedrijf hebben en ook zelf toedienen.
Uitsluitend Door Dierenarts te gebruiken (UDD)
Deze diergeneesmiddelen mag alleen een dierenarts aan het dier geven. Een veehouder mag deze geneesmiddelen niet op voorraad hebben.
Presentatie over verschillende categorieën diergeneesmiddelen.
Antibiotica zijn geneesmiddelen om bacteriën te doden of de groei ervan te remmen. De afgelopen 60 jaar zijn antibiotica wereldwijd veel gebruikt tegen een groot aantal soorten bacteriën. Zowel mens als dier kreeg antibiotica. Als antibiotica verkeerd gebruikt worden, ontstaan er resistente bacteriën.
Resistentie tegen een antibioticum betekent dat een bepaalde soort bacterie niet meer gevoelig is tegen een bepaald antibioticum. Het antibioticum is dan niet meer in staat de bacterie te doden of de groei te remmen.
Bacteriën die worden blootgesteld aan een te lage dosering of aan het verkeerde antibioticum, kunnen resistent worden. Antibiotica moeten daarom zeer zorgvuldig worden toegepast. Preventief antibiotica toepassen is verboden.
Hoe ontstaat resistentie tegen antibiotica
Link naar artikel dat antibioticaresistentie NIET verder is toegenomen.
Antibiotica mag alleen nog curatief worden ingezet.
Dit heeft behoorlijke gevolgen voor het droogzetten van koeien. Lees het artikel "Droogzetten melkkoeien" en maak de onderstaande vragen. Je kunt ook gebruik maken van de link "Richtlijnen droogzetten koeien".
Artikel: Droogzetten melkkoeien
Een bekend voorbeeld van resistente bacteriën is de ziekenhuisbacterie MRSA (Meticilline-resistente Staphylococcus aureus). Deze bacterie is alleen nog gevoelig voor zogenaamde 3de en 4de generatie antibiotica. Deze generatie antibiotica, ook wel derde keuze middelen genoemd, mogen alleen bij grote uitzondering en na het uitvoeren van een gevoeligheidstest bij dieren worden gebruikt. Het liefst bewaren we deze middelen namelijk alleen voor mensen op het moment dat het echt nodig is.
Antibiotica behoren tot de UDD geneesmiddelen. Dit betekent dat een dierenarts alleen antibiotica mag voorschrijven, als de dierenarts zelf het zieke dier heeft gezien en een diagnose heeft gesteld. Vervolgens moet de dierenarts ook zelf de kuur toedienen. Alleen onder strenge voorwaarden mag een veehouder zelf bij individuele dieren antibiotica toedienen strikt volgens het BBP.
Wel is de dierenarts verantwoordelijk voor evaluatie en monitoring van het gebruik. De veehouder is verantwoordelijk voor het toepassen van de middelen volgens het advies van de dierenarts (= BBP in grote lijn).
De meest recente regelgeving over antibiotica kun je vinden op de site autoriteit diergeneesmiddelen (SDa)
Ongewenste neveneffecten van antibiotica
Antibiotica doden alle bacteriën. Echter naast de schadelijke bacteriën, die de infectie veroorzaken, worden er ook nuttige bacteriën gedood. Deze nuttige bacteriën zitten op en in het lichaam, bijvoorbeeld in de darmen. Daar beschermen ze de darmwand tegen ziektekiemen en gifstoffen. Een langdurig antibiotica gebruik kan dus ook nadelige gevolgen hebben op het immuunsysteem van mens en dier, waardoor nieuwe ziektes makkelijker kunnen aanslaan.
Resistente bacteriën
In Nederland komen de volgende resistente bacteriën het meest voor;
Vooral de laatst genoemde ESBL, zorgt voor veel onrust de laatste jaren. ESBL is een enzym dat door bacteriën wordt geproduceerd. Dit enzym kan antibiotica afbreken, waardoor de bacterie niet dood gaat. De bacteriën die ESBL produceren zijn vaak gewone darmbacteriën, zoals Klebsiella en E-coli. In de darmen van gezonde mensen en dieren zijn deze bacteriën onschadelijk, maar ze kunnen ook ernstige infecties veroorzaken.
Bekijk de onderstaande link en video over ESBL en beantwoord de volgende vragen:
Link naar "Veel gestelde vragen over ESBL".
Extra opdrachten
Er zijn aanwijzingen dat resistente bacteriën zich uit de veehouderij kunnen verspreiden naar mensen. De staatssecretaris van EZ en de minister van VWS hebben daarom besloten dat het veterinair gebruik van antibiotica moet zijn afgenomen met 70%.
Om het antibiotica gebruik bij veehouderij bedrijven terug te dringen zijn er landelijke normen vastgesteld, hoeveel antibiotica er op een bedrijf ingezet mag worden. Dit wordt weergegeven in dagdoseringen per dierjaar (DDD/J) en geven per dierhouderijbedrijf aan hoeveel dagen per jaar een gemiddeld aanwezig dier antibiotica krijgt toegediend. Als een dierhouderij bijvoorbeeld een DDD/J van 5 heeft, dan krijgt een gemiddeld dier op jaarbasis vijf dagen antibiotica toegediend. Op een aantal bedrijven zijn echter meerdere productieronden per jaar, bijvoorbeeld in de vleeskalveren, vleeskuiken- en vleesvarkenhouderij. In dat geval houdt een DDD/J van 5 in dat er per dierplaats vijf dagen per jaar antibiotica toegediend is. De blootstelling van het individuele dier kan op zulke bedrijven daarom aanmerkelijk lager zijn dan vijf dagen. Per sector is er een streef-, signalerings- en actiegebied in een ‘stoplichtmodel’ met licht op groen, oranje, rood. Zie onderstaande afbeelding.
Rekenvoorbeeld van DDD/J:
Op een vleesvarkensbedrijf zijn gedurende één jaar 20 flesjes van geneesmiddel X afgeleverd. De sterkte is 10 mg/ml en de verpakkingsgrootte bedraagt 100 ml per flesje. 20 x 100 ml = 2.000 ml geneesmiddel in totaal.
Voor dit geneesmiddel bedraagt de geregistreerde dosering voor varkens 1x daags 2 mg/kg.
Met 1 ml van het geneesmiddel (10 mg/ml) kan dus 10/2 = 5 kg varken behandeld worden gedurende 1 dag.
Totaal kan er dan 2.000 x 5 = 10.000 kg varken behandeld worden gedurende 1 dag.
Als op het bedrijf gedurende een jaar 100 vleesvarkens aanwezig zijn met een standaardgewicht van 70 kg komt het totale behandelbare diergewicht op dat bedrijf op 100 x 70 = 7.000 kg.
Het aantal dierdagdoseringen op het bedrijf voor de levering van 20 flesjes geneesmiddel X is dan 10.000/7.000 = 1,4 DDD/J.
Extra informatie over berekening DDD per jaar
Er zijn verschillende manieren om een dier een geneesmiddel toe te dienen. Bij een ziek dier is het niet alleen van belang om het juiste geneesmiddel te geven, maar ook om dat middel op de juiste manier toe te dienen.
In de veehouderij worden de meeste geneesmiddelen toegediend via de bek (oraal) en per injectie. Minder vaak worden diergeneesmiddelen lokaal toegediend in de vorm van een zalf of door middel van een spray (bijvoorbeeld neusspray-vaccinatie).
Hieronder volgt een overzicht met de meest toegepaste toedieningswijzen van diergeesmiddelen.
Het nut van een goed diergeneesmiddelen gebruik.
Orale toediening (po)
Geneesmiddelen via de bek toedienen wordt ook wel oraal genoemd. Medicijnen door het voer mengen of in water of melk oplossen is goedkoper en makkelijker dan medicijnen per injectie toedienen.
Er zijn echter ook nadelen of beperkingen aan deze manier van medicijnverstrekking verbonden:
• zieke dieren eten en drinken minder;
• veel medicijnen smaken vies en worden dus slecht gegeten;
• sommige medicijnen lossen slecht op in water;
In de rundveehouderij wordt vaak een medicijn individueel oraal toegediend. Het voordeel van een individuele behandeling is dat je zeker weet dat ieder dier de juiste hoeveelheid binnen krijgt. Een nadeel kan zijn dat het bewerkelijker is.
Demonstratie kopheffer
Pour-on
Dit betreft middelen die over de rug van het dier worden aangebracht. Het gaat hierbij meestal om middelen tegen parasieten. Dit kan tegen vliegen, luizen en mijten zijn, maar ook tegen maagdarmwormen.
Intra-uterien (i.u.)
Dit is in de baarmoeder. Middelen worden in de baarmoeder gebracht door een nageboortecapsule of door te "spoelen". Inbrengen van nageboortecapsules moet vooral schoon gebeuren. Reinig de achterkant van de koe grondig en werk altijd met handschoenen aan.
Toediening per injectie
Om een diergeneesmiddel per injectie op de juiste wijze toe te dienen, moet met een aantal punten rekening worden gehouden. Om overdracht van ziekteverwekkers te voorkomen dienen spuiten en naalden schoon te zijn, dus of nieuw of ontsmet. Voor ontsmetting kan men spuiten beter uitkoken dan desinfecteren, omdat restanten van desinfectiemiddelen invloed kunnen hebben op het geneesmiddel. Wanneer men repeteer- of revolverspuiten gebruikt, is het raadzaam voor gebruik het doseermechanisme te controleren. Naalden dienen een scherpe punt te hebben en de juiste dikte en lengte. Opzuigen van een vloeistof uit een flesje moet met een droge en schone naald gebeuren.
Aanprikken van diergeneesmiddel.
Bij het toedienen van een injectie moet onrust bij de dieren zoveel mogelijk worden voorkomen. Om nauwkeurig te kunnen werken moet men dieren wel eens kort opsluiten of in een bepaalde houding vasthouden. De plaats van toediening, de dosering en het doseringsinterval hangen af van het toe te dienen diergeneesmiddel en de ziekte. Alhoewel er veel gegevens, maar tegelijk ook keuzes op het etiket vermeldt staan, is het belangrijk het advies van de dierenarts te volgen. Zie bedrijfsbehandelplan (BBP).
Diergeneesmiddelen kunnen intramusculair (i.m.), subcutaan (s.c.), intra mammair (imm) of intraveneus (i.v.), worden ingespoten.
Intramusculaire injectie (i.m.)
Dit is een injectie in het spierweefsel. Meestal wordt deze injectie in de nek gegeven of in de bil. Het is belangrijk dat de injectie wordt gegeven op de juiste plaats, met een naald met de juiste lengte en dikte en dat de spuit in de juiste richting wordt gehouden.
Subcutane injectie (s.c.)
Het geneesmiddel wordt onder de huid ingespoten. Dit kan het beste in een huidplooi in de hals vlakte, vlak boven het kossem. Pak met de hand een huidplooi en plaats de naald in de lengterichting van de plooi.
Intramammair (imm)
Dit gebeurt In het uier en moet zeer hygiënisch gebeuren. Een voorbeeld hiervan is een mastitis injector.
Intraveneuze injectie (i.v.)
Bij een intraveneuze injectie wordt het diergeneesmiddel direct in een bloedvat gespoten. Het aanprikken van een bloedvat is moeilijk. Daarnaast is het inspuiten van een medicijn in het bloed niet zonder risico’s. Het medicijn wordt snel en vlug in een hoge concentratie door het lichaam verspreid.
Het etiket maakt een wezenlijk onderdeel uit van de kwaliteit van het diergeneesmiddel. De belangrijkste zaken over het middel staan op het etiket vermeld, zodat altijd te lezen is hoe een middel gebruikt moet worden. Diergeneesmiddelen en diervoederadditieven mogen alleen worden toegepast zoals op het etiket is aangegeven.
In verband met de veiligheid van het dier, de veehouder en de consument is het belangrijk dat de aanwijzingen op de verpakking nauwkeurig worden gelezen en opgevolgd. Hierdoor zullen de middelen beter gebruikt worden en zal uiteindelijk het effect van het diergeneesmiddel beter zijn.
In de Diergeneesmiddelenwet (DGW) is precies vastgelegd waaraan een etiket moet voldoen. Een goed etiket bevat de volgende informatie:
Bijsluiter
Van sommige producten is de verpakking zo klein, dat niet alle informatie op het etiket past. Dan is het de fabrikant toegestaan een deel van de informatie op het etiket te vermelden en een bijsluiter bij de verpakking te voegen met daarop alle overige informatie. Op het etiket wordt dan vermeld: zie voor meer informatie de bijsluiter. De fabrikant en dus ook de dierenarts moet dan aan elke verpakking een bijsluiter toevoegen.
Houdbaarheid
Een belangrijk kwaliteitsaspect van een diergeneesmiddel is de houdbaarheid. Hierbij gaat het om de bewaartermijn en de gebruikstermijn. De bewaartermijn is de tijd gedurende welke de kwaliteit van het geneesmiddel op peil blijft. Deze is van te voren goed te bepalen en staat op de verpakking aangegeven. Bij levensmiddelen spreken we vaak van een uiterste verkoopdatum. Bij geneesmiddelen spreken we van de expiratiedatum (exp.) of houdbaarheidsdatum of vervaldatum.
Door het aanbreken van de verpakking neemt de houdbaarheid van een geneesmiddel in de regel af. Nadat de verpakking is verbroken, komen lucht (zuurstof), vocht en micro-organismen in direct contact met het geneesmiddel. Hierdoor wordt de houdbaarheid korter. Zie hiervoor de informatie op het etiket of bijsluiter. Noteer daarom de “aanprikdatum” op het etiket. De gebruikstermijn is de tijd dat het geneesmiddel na het openen van de verpakking nog houdbaar is, mits uiteraard bewaard onder de aangegeven condities.
Registratie
Om inzicht te krijgen in de gezondheidsproblemen op het bedrijf en de kosten die daarmee gemoeid zijn, is registreren van het gebruik van diergeneesmiddelen noodzakelijk. Om inzicht te krijgen in de kwaliteit van het eindproduct (keten borging), is het zelfs verplicht gesteld om een logboek bij te houden van het medicijngebruik. In deze logboekregistratie staat vermeld wanneer, bij welke dieren, welke medicijnen zijn gebruikt.
Verwerkingsopdracht
Wanneer je gebruik maakt van diergeneesmiddelen, is het noodzakelijk om eerst de informatie die op het etiket of op de bijsluiter vermeld staat goed te lezen. Dit voorkomt teleurstellingen of zelfs ongelukken. In deze opdracht oefen je het lezen van een etiket en bijsluiter.
Klik op de bovenstaande link "bijsluiter". Lees deze bijsluiter en beantwoord daarna de volgende vragen.
Stage opdracht diergeneesmiddelen.docx
Je kunt deze praktijkopdracht ook via word downloaden. Klik op de bovenstaande link "stage opdracht diergeneesmiddelen".
Het toedienen van diergeneesmiddelen vergt zorgvuldigheid en de nodige vaardigheid, die je je eigen kunt maken door het veel te doen. In deze opdracht oefen je deze vaardigheid en kijk je welke diergeneesmiddelen zoal op je praktijkbedrijf gebruikt worden.
Dien op je praktijkbedrijf (onder begeleiding van je praktijkopleider) zoveel mogelijk diergeneesmiddelen toe en beantwoord de onderstaande vragen.
Toediening |
Diergeneesmiddel |
Aandoening/ziekte |
i.m. |
|
|
i.m. |
|
|
s.c. |
|
|
s.c. |
|
|
imm |
|
|
imm |
|
|
i.v. |
|
|
oraal |
|
|
pour-on |
|
|
i.u. |
|
|
7. Welke 3 diergeneesmiddelen, op jou BPV-bedrijf worden uitsluitend door de dierenarts toegediend (UDD)?
Worden deze diergeneesmiddelen curatief of preventief ingezet? Maak weer een tabel.
Diergeneesmiddel |
Aandoening |
Curatief |
Preventief |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Door de uitbraak van ziekten, die zowel mensen als dieren ziek kunnen maken, is het belangrijk dat er samengewerkt wordt tussen de gezondheidszorg voor mensen en de diergezondheid. Dit gebeurt door middel van One Health. Zo zal bij de uitbraak van een epidemie, alle partijen meteen geïnformeerd worden. Het probleem wordt dan in gezamenlijk overleg aangepakt. Dit komt ten goede voor de mens, het dier en het milieu.
De veehouderij heeft daarbij te maken met de volgende punten;
Voedselveiligheid
Op veebedrijven wordt voedsel voor mensen geproduceerd. Het is daarbij belangrijk dat mensen die dit dierlijk voedsel eten, niet ziek worden. Er wordt daarom veel aandacht besteed aan de voedselveiligheid, zodat er geen ziektekiemen in dierlijke producten zitten en dat ze vrij zijn van restanten van antibiotica of andere ongewenste stoffen.
Risico’s voor omwonenden
Zowel de burgers als de politiek hebben veel belangstelling voor de mogelijke gezondheidseffecten die een veebedrijf kan hebben op omwonenden. Dit komt mede door:
De veehouders merken dit vooral als men met het eigen bedrijf wil uitbreiden. Om een vergunning voor de uitbreiding te verkrijgen, moeten bedrijven aantonen dat gezondheidsrisico’s naar omwonenden zo klein mogelijk zijn.
Gezondheidsrisico’s van veebedrijven naar omwonenden zijn:
Zoönosen
Dit zijn ziektekiemen die van dier op mens over kunnen gaan en waar mensen ziek van kunnen worden. Voor veebedrijven is het belangrijk om vrij te zijn van zoönosen. Men moet er dan voor zorgen dat er geen ziektekiemen op het bedrijf binnenkomen. De insleep van ziekten vind vooral plaats door dieraankopen. Er zijn echter ook andere insleep routes mogelijk, bijvoorbeeld aanvoer van mest van een ander veebedrijf. We noemen dit externe biosecurity.
Mochten er toch ongewenste ziektekiemen binnenkomen, dan moet verdere verspreiding binnen het bedrijf worden tegengegaan. Dit noemen we interne biosecurity. Zo kan een salmonella uitbraak bij het oudere vee overgaan naar jongere dieren. Bijvoorbeeld doordat er mest van een ziek dier onder de laarzen van de veehouder zit.
Ook wanneer een veestapel ziek is van een zoönose, is het belangrijk dat deze zich niet naar de buitenwereld verspreid. Dus een snelle bestrijding is dan belangrijk.
Om te voorkomen dat ziektekiemen zich buiten het bedrijf verspreiden is ook o.a. een goede ongediertebestrijding noodzakelijk. Zo kunnen ratten en muizen zoönosen bij zich dragen, gekregen van de dieren op het veebedrijf, en deze vervolgens weer overbrengen naar de mensen in de omgeving.
Fijnstof en endotoxinen
Fijnstof zijn hele kleine deeltjes (<10 μm) in de lucht. Doordat deze deeltjes heel klein zijn, blijven ze zweven in de lucht, waardoor ze makkelijk ingeademd kunnen worden. Hoe kleiner deze deeltjes zijn des te dieper ze in de longen kunnen doordringen en des te schadelijker het is voor de longen. Als je te veel stof inademt, kun je klachten krijgen, zoals hoesten, hoofdpijn, gewrichtsklachten, bronchitis, benauwdheid en astma.
Endotoxinen zijn gifstoffen die vrijkomen bij het afsterven van bepaalde bacteriën. Ze binden zich aan fijnstof en in waterdeeltjes (nevel), die in de lucht voorkomen. Vooral mest bevat veel bacteriën. Bij het reinigen van een dierverblijf met een hogedrukreiniger, kunnen dan endotoxinen, worden ingeademd. Door inademing van endotoxinen kunnen problemen ontstaan in longen en luchtwegen. Als endotoxinen in het bloed terecht komen kan dat leiden tot griepverschijnselen en zelfs organen aantasten, zoals de lever.
Resten van antibiotica
Bij orale toediening (via de bek) van antibiotica wordt 40 tot 90% van de antibiotica direct weer uitgescheiden in de mest. Als mest vers wordt uitgereden, komen deze antibioticaresten op het land terecht. Van daaruit kunnen ze in bodem, oppervlaktewater, grondwater of gewassen terecht komen. Het is niet bekend wat dit betekent voor het ontstaan van resistente bacteriën en wat de gevolgen ervan kan zijn voor de mens. Ook is niet bekend wat de invloed is van verschillende methoden van mestverwerking op ziektekiemen en resten van antibiotica die oorspronkelijk in de mest aanwezig waren. Belangrijk is dat veehouders het antibioticagebruik verminderen en zich bewust zijn van de noodzaak van een verantwoord medicijngebruik.
Geur en stank
Geur wordt met name veroorzaakt door de mest van dieren. Het is een resultaat van een mengsel van diverse stoffen zoals ammoniak (NH3) en waterstofsulfide (H2S). Nieuwe stallen moeten emissiearm gebouwd worden. In deze stallen is minder ammoniakemissie en dus ook minder geur.
Geur of stankoverlast kan aanleiding geven tot klachten zoals depressie, verminderde kwaliteit van leven en moeheid.
Veiligheid voor het milieu
Stoffen die negatieve gezondheidseffecten kunnen hebben op omwonenden zouden bij uitstoot uit het bedrijf ook gezondheidseffecten kunnen hebben op de flora en fauna in het milieu. Het omgekeerde is natuurlijk ook het geval. Vanuit de omgeving kunnen ziektekiemen het bedrijf binnen komen.
Verklaar hoe de vogelgriep via vogels over zeer grote afstanden, van Azië naar West Europa, verspreid kunnen worden.
Voor meer achtergrond informatie over vogelgriep, klik op deze link.
Gebruik bij het maken van de onderstaande opdrachten de site van RIVM. Klik hiervoor op de onderstaande link.
Dit arrangement gaat over gezondheid van melkvee. Het is gemaakt voor MBO leerlingen veehouderij, eerste klas niveau drie en vier. Vanzelfsprekend kan het ook gebruikt worden door andere leerlingen.
Dit hoofdstuk is geschreven als kennismaking met het onderwerp gezondheid.
In het hoofdstuk zullen verschillende thema's met betrekking tot gezondheid bij melkvee worden behandeld. Bij deze thema's zijn filmfragmenten, artikelen en verwerkingsvragen te vinden.
Veel succes.
Opdrachten
Begrippenlijst
One Health
Dit is een samenwerkingsverband in de gehele gezondheidszorg voor zowel mens, dier als milieu.
Epidemie
Wanneer tegelijk meerdere mensen en of dieren ziek worden van een bepaalde ziekte.
Zoönosen
Ziekten die van dier op mens over kunnen gaan en andersom.
Fijnstof
Hele kleine deeltjes stof die door de mens worden ingeademd en gezondheidsproblemen kunnen veroorzaken.
Endotoxinen
Gifstoffen die zich binden aan fijnstof en kleine waterdeeltjes. Bij inademing kunnen ze gezondheidsproblemen veroorzaken.
Resistente bacteriën
Bacteriën die niet meer bestreden kunnen worden met antibiotica.
Emissiearme stallen
Stallen waarbij minder ammoniak in de lucht vrijkomt.