De meeste dode dieren en planten worden nooit een fossiel. Dat komt omdat de resten van dieren of planten verrotten als ze dood zijn gegaan. Alleen als het dode organisme in een omgeving komt te liggen met zeer weinig zuurstof, dan verrotten ze niet snel en kan een fossiel ontstaan. Een omgeving met weinig zuurstof ontstaat als het dode organisme bijvoorbeeld wordt bedolven onder zand, modder of klei. Meestal worden ook alleen de harde delen (zoals botten van dieren) fossiel. Dit komt omdat de zachte delen toch sneller wegrotten dan harde delen.
Wat is een fossiel nu precies. Eigenlijk bestaan er twee verschillende soorten fossielen. Een fossiel kan een afdruk zijn zoals een soort stempel in een steen. Een tweede manier waarop fossielen kunnen ontstaan is dat het organisme versteent onder de grote druk van al het materiaal dat er bovenop ligt. Als het versteningsprocessen op gang komt dan wordt het oorspronkelijk organisch materiaal wordt vervangen door minerale componenten. Je zegt dan: 'De resten van het organisme zijn gefossiliseerd’. Bij een bot krijg je een fossiel dat precies dezelfde vorm heeft zoals het bot ooit was.Om een fossiel te mogen heten moet het fossiel minstens 10.000 jaar oud zijn. Dat is dus minimaal uit de ijstijd. Sommige hele oude fossielen zijn wel 550 miljoen jaar oud. Dat is 550.000.000 jaar! In die tijd waren er alleen nog maar kleine diertjes. De eerste mensen leefden ongeveer 4 miljoen jaar (4.000.000) geleden. In vergelijking met de oudste fossielen is dit dus nog niet zo lang.
Er zijn al heel veel verschillende soorten fossielen gevonden. Sommige dieren waarvan we fossielen vinden zijn al lang uitgestorven. Bijvoorbeeld de dinosauriërs. Door de vele fossielen die gevonden zijn weten we al veel van hoe de aarde er in het verre verleden uitzag. Let op, niet alle fossielen die gevonden worden zijn van organisme die uitgestorven zijn. Sommige organisme soorten leven ook nu nog op de aarde.