Tijden van de zin

In het Nederlands heb je acht verschillende tijden:

OTT: onvoltooid tegenwoordige tijd
OVT: onvoltooid verleden tijd
VTT: voltooid tegenwoordige tijd
VVT: voltooid verleden tijd

OTTT: onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd
OVTT: onvoltooid verleden toekomende tijd
VTTT: voltooid tegenwoordige toekomende tijd
VVTT: voltooid verleden toekomende tijd

Om te bepalen in welke tijd de zin staat, moet je drie stappen nemen:

Stap 1:

We beginnen met de laatste 2 letter: o.t.t. of o.v.t., v.t.t. of v.v.t. Dit staat voor tegenwoordige tijd en verleden tijd.
Je kunt aan de persoonsvorm zien in welke tijd de zin staat.

Stap 2:

De letter voor de tt./vt. geeft aan of de zin in de onvoltooide (o.) of in de voltooide (v.) tijd staat.
De zin staat in de voltooide tijd als het voldoet aan 2 regels:

  1. Er staat een vorm van het werkwoord hebben of zijn in de zin.
  2. Er staat een voltooid deelwoord in de zin òf er staan twee of meer hele werkwoorden in de zin.

Je moet aan beide eisen voldoen om de zin in de voltooide tijd te zetten!

Bijvoorbeeld:
A. Joris heeft zijn moeder naar huis gebracht.
     pv: heeft, dus t.t.
    er staat een vorm van hebben/zijn in (heeft) en een voltooid deelwoord (gebracht), dus de zin is v.t.t.

B Joris werd naar huis gebracht.
     pv: werd, dus v.t.
    er staat geen vorm van hebben/zijn in, dus de zin is o.v.t.

Stap 3:

De achterste t bij o.t.t.t., v.t.t.t., o.v.t.t. en v.v.t.t. staat voor toekomende tijd.
De zin staat alleen in de toekomende tijd als er een vorm van het werkwoord zullen in de zin staat (ik zal, hij zal, wij zullen, ik zou, hij zou, wij zouden)

Op een rij:

Vier keer onvoltooide tijd
     
O.T.T. Joris gooit de bal. De bal wordt gegooid.
O.V.T. Joris gooide de bal De bal werd door Joris gegooid.
O.T.T.T. Joris zal de bal gooien. De bal zal door Joris worden gegooid.
O.V.T.T. Joris zou de bal gooien. De bal zou door Joris worden gegooid.
     
Vier keer voltooide tijd
     
V.T.T. Joris heeft de bal gegooid. De bal is door Joris gegooid.
V.V.T. Joris had de bal gegooid. De bal was door Joris gegooid.
V.T.T.T. Joris zal de bal hebben gegooid. De bal zal door Joris zijn gegooid.
V.V.T.T. Joris zou de bal hebben gegooid. De bal zou door Joris zijn gegooid.

 

Oefeningen:

1. Oefening meerkeuze 1

2. Oefening meerkeuze 2

3. Oefening meerkeuze 3

4. Oefening CambiumNed

5. Oefening met uitleg

6. De tijden 1

7. De tijden 2