Het onderwerp (OW) van de zin.

Bij het werkwoordelijk gezegde hoort het onderwerp, afgekort OW. Het onderwerp geeft aan wie of wat iets doet in de zin. Je vindt het onderwerp door de volgende vraag te stellen:

Wie of Wat + gezegde ?

Voorbeeld 1: Mijn hond begraaft zijn bot in de tuin.
WG: begraaft
Wie/Wat begraaft? Mijn hond, dus  OW: Mijn hond

Voorbeeld 2: De jongens hebben alle voetballen in het doel geschoten.
WG: hebben geschoten
OW: De jongens   (Wie hebben geschoten?)

 

Oefening 2: Cambiumned
oefening 3: onderwerp – 01
oefening 4: onderwerp – 02
oefening 5: onderwerp – 03
oefening 6: onderwerp – 04

Les 2 over het werkwoordelijk gezegde vind je hier.

Les 3 over het onderwerp vind je hier.

 

Voor de repetitie kun je hier naar de herhalingsles zinsdelen gaan.