Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord (Zie les 1: zelfstandige naamwoorden).
Bijvoorbeeld: een groot huis, huis = zn. Wat weet ik over het huis? Dat het groot is. Groot zegt dus iets over het zelfstandig naamwoord huis. Dus groot = bn.
De mooie jongen. mooie = bn
Het witte paard. witte = bn
Een snelle auto. snelle = bn
De gesloten deur. gesloten = bn
Soms staat een bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord. Dat is het geval als er een naamwoordelijk gezegde in de zin staat.
Voorbeelden: De auto is rood. Mijn tante is lief. (Zie je dat het bijvoeglijk naamwoord nog steeds iets over het zelfstandig naamwoord ervoor zegt?)
A. Zelf oefenen:
Oefening 4 (eenvoudig)
Oefening 5
Oefening 6
B. Alles door elkaar (lw - bn - zn - ww)
Oefening 7