In een zin ga je eerst op zoek naar het zelfstandig werkwoord, alle andere werkwoorden in de zin zijn de hulpwerkwoorden. De hulpwerkwoorden geven geen handeling aan in de zin. Er kunnen meerdere hulpwerkwoorden in een zin staan, maar er kan ook geen hulpwerkwoord in een zin staan.
Voorbeelden van hulpwerkwoorden met een zelfstandig werkwoord
Ik heb een oliebol gegeten. |
heb is in deze zin het hulpwerkwoord. |
Ik wil later dokter worden. |
wil is in deze zin het hulpwerkwoord. |
Ik had dat willen zien. |
had en willen zijn in deze zin de hulpwerkwoorden. |
Ik heb dat altijd al willen kopen. |
heb en willen zijn in deze zin de hulpwerkwoorden. |
Het hulpwerkwoord is het woord dat verandert als je de zin in een andere tijd zet. De persoonsvorm dus!
Ik heb mijn verjaardag gevierd. |
heb is in deze zin het hulpwerkwoord. |
Ivo wil later dokter worden. |
wil is in deze zin het hulpwerkwoord. |
Hulpwerkwoorden in een samengestelde zin.
Je kijkt eerst naar de werkwoorden voor de komma, dan kijk je naar de werkwoorden
achter de komma. Je maakt dan twee aparte zinnen.
|
Vader ging Iris troosten, maar ze bleefhuilen. |
1. Vader ging Iris troosten. |
1. Vader ging Iris troosten.
Er staan twee werkwoorden in deze zin: ging en troosten
Zet de zin in een andere tijd: ging verandert in gaat > Dit is dus een hulpwerkwoord.
troosten is hier dan het het zelfstandig werkwoord.
2. Maar ze bleef huilen.
Er staan twee werkwoorden in deze zin: bleef en huilen
Zet de zin in een andere tijd: bleef verandert in blijft > Dit is dus een hulpwerkwoord.
huilen is hier dan het het zelfstandig werkwoord.
Oefening 1: zww of hww
Oefening 2: Wat is het hww in de zin?
Oefening 3: Wat is het zww in de zin?
Oefening 4: Wat is het zww in de zin?