2. Bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord (Zie les 1: zelfstandige naamwoorden).
Bijvoorbeeld: een groot huis, huis = zn. Wat weet ik over het huis? Dat het groot is. Groot zegt dus iets over het zelfstandig naamwoord huis. Dus groot = bn.

De mooie jongen. mooie = bn
Het witte paard.    witte   = bn
Een snelle auto.    snelle = bn
De gesloten deur. gesloten = bn

Soms staat een bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord. Dat is het geval als er een naamwoordelijk gezegde in de zin staat.
Voorbeelden: De auto is rood. Mijn tante is lief. (Zie je dat het bijvoeglijk naamwoord nog steeds iets over het zelfstandig naamwoord ervoor zegt?)

A. Zelf oefenen:
Oefening 1 (eenvoudig)
Oefening 2
Oefening 3

 

B. Alles door elkaar (lw - bn - zn - ww)
Oefening 4