! De woordjes 'te' en 'aan het' horen ook bij het WG, maar alleen als 'te' of 'aan het' voor een werkwoord staat.
Bijvoorbeeld:
→Op het toneel / staat / een band / te spelen.
WG: staat te spelen
→In de aula / zijn / de jongens / aan het tafelvoetballen.
WG: zijn aan het tafelvoetballen
Let op:
► Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel (in, uit, op, van, ...)
De poster tegen pesten hangt aan de muur. Aan de muur begint met een voorzetsel en is dus geen lijdend voorwerp.
► Zinsdelen die hoeveelheden (maten, gewichten, afstanden) aangeven, zijn nooit lijdend voorwerp
Joost rent elke dag vijf kilometer. Vijf kilometer geeft een hoeveelheid aan en is dus geen lijdend voorwerp.
Maak nu de volgende oefening waarin je het lijdend voorwerp moet benoemen.
En dan nu de laatste oefening voor deze herhalingsles.
Wanneer je een zin gaat ontleden begin je altijd met:
Stap 1: Deel de zin in zinsdelen.
Stap 2: zoek de PV
Stap 3: zoek het WG
Stap 4: zoek het OW
Stap 5: zoek het LV