2.1 Aard en herkomst van de gegevens

Over de aard en herkomst van de vegetatiegegevens in ons land is eveneens uitvoerig geschreven in het boek Honderd jaar op de knieën – de geschiedenis van de plantensociologie in Nederland (Schaminée & Van ’t Veer 2000). Het is niet de bedoeling de daar gepresenteerde informatie hier te herhalen, maar een korte toelichting mag toch niet ontbreken. Wat betreft de herkomst van de gegevens kunnen grofweg vier categorieën worden onderscheiden: 1) opnamen uit de literatuur, gepubliceerd in goed toegankelijke tijdschriften of in boeken en proefschriften; 2) opnamen uit de literatuur, gepubliceerd in moeilijk toegankelijke tijdschriften en geschriften van gelijke strekking, zoals nieuwsbrieven, gestencilde excursieverslagen, interne rapporten en doctoraalverslagen, wel samengevat onder de betiteling 'grijze literatuur'; 3) ongepubliceerde opnamen, vastgelegd in veldboekjes of aanwezig in de vorm van papieren archieven, zoals het IVON-archief en opnameformulieren; de veldboekjes zijn doorgaans door de desbetreffende auteur of diens erfgenamen beschikbaar gesteld en vormen dan de basis van een persoonlijk archief, zoals dat van Ger Harmsen, Geert Sissingh of Jan Vlieger; en 4) opnamen uit reeds geautomatiseerde archieven, waaronder die van het Delta-instituut en de omvangrijke bestanden van de provinciale milieukarteringen. In de loop van de tijd worden steeds meer opnamen in digitale vorm beschikbaar gesteld, mede dank zij het succes van het gestandaardiseerde invoerprogramma Turboveg.

Het meest tot de verbeelding spreken de persoonlijke archieven, omdat hieraan vaak bijzondere verhalen zijn verbonden en het bladeren in een oud, handgeschreven notitieboekje, soms met allerhande onverwachte aantekeningen en ontboezemingen, een aparte ervaring is. In omvang doen ze echter onder voor de aantallen opnamen uit het grijze circuit en – in nog sterker mate – voor die afkomstig uit reeds gedigitaliseerde bestanden. Behalve de (ook bij de huidige generatie plantensociologen goed bekende) hardcover notitieboekjes omvatten de persoonlijke archieven blocnotes, allerhande schriftjes en losse velletjes. Het is dan ook welhaast een wonder dat veel van dergelijke documenten na al die jaren bewaard zijn gebleven.

Dit geldt in het bijzonder voor de alleroudste opnamen uit de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw, waarnaar ook nauwelijks gericht kan worden gezocht. De meeste plantensociologen uit deze periode zijn niet meer in leven; anderen hebben geen enkele binding meer met het vakgebied of zijn naar het buitenland verhuisd. Vaak is moeilijk te achterhalen aan wie het persoonlijke archief is nagelaten en of het materiaal überhaupt nog wel bestaat. We weten dat bepaalde gegevens zijn verzameld, door wie en in welke periode, maar het materiaal is zoek. Soms is bekend dat een bepaald archief voorgoed verloren is gegaan, zoals delen van het archief van Ger Harmsen, die door hem zelf na een incident met Sissingh uit woede in het vuur zijn gesmeten en verbrand; het betrof unieke opnamen uit de Liemers, een gebied in Nederland dat in het verleden slechts spaarzaam is onderzocht.