Het ambitieuze programma Natura 2000 lijkt de geschiedenis van de natuurbescherming in te gaan als keerpunt in de zorg voor het behoud van de biodiversiteit in Europa. Niet alleen verplichten wettelijke regelingen (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn) de lidstaten van de Europese Unie de aanwezige natuurwaarden in kaart te brengen en op basis van deze inventarisatie een netwerk van gebieden aan te wijzen voor het beoogde behoud van biodiversiteit (gedefinieerd aan de hand van een select aantal soorten en habitattypen), maar ook dient op gezette tijden (elke zes jaar) aan de Europese Commissie gerapporteerd te worden over de staat van instandhouding van de desbetreffende soorten en habitattypen. Zowel voor de inventarisatie van gebieden, de zogeheten Speciale Beschermingszones (SBZ’s), als voor de rapportage aan Brussel over de aanwezige habitattypen speelt de Landelijke Vegetatie Databank een cruciale rol.
De selectie van de te beschermen Natura 2000-gebieden in ons land, inclusief het vaststellen van de begrenzing ervan, heeft een aantal jaren in beslag genomen maar is thans min of meer afgerond. Voor de keuze van gebieden is de databank voortdurend geraadpleegd, dit om na gaan of en met welke kwaliteit een bepaald habitattype in het te beoordelen gebied voorkwam. Het rapporteren over de staat van instandhouding is de komende jaren een belangrijk punt op de agenda van het natuurbeleid. Nu de te beschermen Natura 2000-gebieden in ons land zijn vastgesteld, is gedegen kennis van de aanwezige habitattypen nodig voor een adequate uitvoering van beheer en eventuele inrichting en ontwikkeling. Voor het beoordelen van de staat van instandhouding van habitattypen is informatie nodig over de landelijke verspreiding ervan, dus ook buiten de Natura 2000-gebieden, waarbij moet worden nagegaan of er al dan niet sprake is van veranderingen. Voor het beoordelen van de kwaliteit van de habitattypen is inzicht vereist in de toestand daarvan in de loop van de tijd. Hoe ziet het habitattype eruit in goed ontwikkelde vorm, met andere woorden: wat wordt als referentie gesteld? Hoe was de toestand op het moment van inwerking treden van de Habitatrichtlijn (in 1994), hoe in het verleden, en hoe is de huidige kwaliteit? Wat zijn de typische soorten van de habitattypen en verkeren deze in een gunstige staat van instandhouding? Goed gedocumenteerde kennis van de aanwezige habitattypen is ook van belang bij het beoordelen van externe werkingen op Natura 2000-gebieden en het toetsen van de effecten van mogelijke ingrepen. De rol van de Landelijke Vegetatie Databank bij een aantal van deze aspecten, komt in de volgende paragrafen nader aan de orde.