Men probeert om milieutechnische en economische redenen grondstoffen en energie zo optimaal mogelijk te benutten.
Beantwoord de vragen 3 t/m 10 die horen bij de bronnen 2a en 2b
Bron 2a Verschillende brandstoffen
In de centrale kunnen verschillende typen brandstoffen worden gebruikt. Dit kan voordelig zijn als er verschillende typen brandstof op een bepaald moment beschikbaar zijn. De fossiele brandstoffen zoals olie en gas raken op. Maar er zijn nog wel vrij grote hoeveelheden steekool, die echter als nadeel hebben dat daar vrij veel zwavel in zit. Eigenlijk is dat de reden dat het steenkool enkele tientallen jaren geleden als onwenselijke brandstof werd gezien. De bij verbranding vrijkomende SO2 was mede verantwoordelijk voor het ontstaan van zure regen e. Als daar, door de sterk verbeterde technologie, een oplossing voor wordt gevonden, is er waarschijnlijk een nieuwe toekomst voor kolen als energieleverancier. Daarom is het belangrijk dat deze centrale meerdere typen brandstoffen kan bevatten
Bron 2b Bruinkool Bron Wikipedia
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Bruinkool is een fossiel brandstof die bestaat uit plantenresten die in diepe aardlagen tot koolstof en andere scheikundige verbindingen worden omgezet.
Bruinkool en vooral de geologisch minst oude bruinkoolsoort "spriet" wordt soms ook ligniet genoemd. Ligniet is echter een geologische term en duidt op geologisch afzettingsmateriaal dat ook in niet-exploiteerbare hoeveelheden (en vervuild door andere materialen) voorkomt. Bruinkool echter is een spreektaalterm die altijd een delfstof aanduidt: bruinkool is een vorm van ligniet die zuiver genoeg is om exploitatie economisch te verantwoorden.
Bruinkool bestaat uit afzettingen van plantenresten die in het geologisch verleden langdurig aan hoge druk en warmte zijn blootgesteld. De transformatie door toenemende blootstelling aan druk en temperatuur van veen veroorzaakt eerst bruinkool, dan steenkool, daarna antraciet en tenslotte grafiet. Droge bruinkool bevat tot 75% koolstof. Ter vergelijking: droge turf bevat tot 60% koolstof en antraciet tot 95% koolstof.
Bruinkool heeft een hoog zwavelgehalte. Verbranding van bruinkool in verouderde elektriciteitscentrales (met name in Oost-Europa) draagt daarom bij aan zure regen. In moderne bruinkoolcentrales wordt de zwaveluitstoot grotendeels afgefilterd
Het verzuren van het milieu is een van de redenen waarom kolencentrales in onbruik zijn geraakt en er protesten lopen tegen het gebruik van bruinkoolcentrales in Oost Europa. Deze verzuring werd mede veroorzaakt door de zwaveldioxide die ontstaat bij de verbranding van zwavelhoudende brandstoffen.
De moderne kolenvergasser ondervangt het probleem van de zwaveldioxide uitstoot.
In de tweede waskolom wordt het zwavel, dat na de vergassing voornamelijk aanwezig is als diwaterstofsulfide verwijderd door het te laten reageren met een oplossing van MDEA.
Het MDEA is een base met de formule C5H13O2N en kan één waterstofion opnemen.
In de centrale kunnen verschillende typen brandstof worden gebruikt. Een van de mogelijke brandstoffen is biomassa voornamelijk aangeleverd in de vorm van houtsnippers.
Het gebruik van fossiele brandstoffen wordt gezien als oorzaak van het versterkte broeikaseffect. Gebruik van biobrandstoffen draagt minder bij aan het broeikaseffect en wordt soms bestempeld als CO2 neutraal
In de kolenvergasser worden brandstof en zuurstof gemengd. De in de brandstof aanwezige koolstof en waterstof zullen uiteindelijk worden omgezet in koolstofmono-oxide en waterstof. Dat er uitsluitend koolstofmono-oxide en waterstof ontstaan komt omdat er in de vergasser een aantal reacties naast elkaar verlopen.
In de vergasser moeten zuurstof en brandstof in de juiste verhouding worden gemengd om een zo zuiver mogelijke vorm van syngas te krijgen.
Brandstof A heeft een inkolingsgraad van 0,25, deze wordt in de vergasser omgezet in koolstofmonoxide en waterstof.