Verdeeld over zeven fysisch-geografische regio's en 20 series worden in SynBioSys in totaal 84 fysiotopen onderscheiden. Ieder fysiotoop is voorzien van een fysiografisch schema, waarin de geomorfologische en geologische informatie staat weergegeven. Dit is gedaan aan de hand van een fictieve doorsnede met daaraan toegevoegd informatie over moedermateriaal, dominante geomorfologische processen en bodem. Aanvullend worden in afzonderlijke schema’s bodemeigenschappen en humusprofielen gepresenteerd. In het kader over Fysiotopen zijn hiervan enkele voorbeelden opgenomen. De informatie over de bodem omvat onder andere pH, grondwater en textuur. De documentatie heeft vooral betrekking op de dominante factoren die de eigenschappen van het fysiotoop bepalen. In termen van Jenny (1941, 1980) betreft dit de onafhankelijke factoren (Stortelder et al. 1998; Kemmers & De Waal 1999).
Net als bij de bespreking van de plantengemeenschappen worden de afzonderlijke eenheden in het deel over de landschappen uitvoerig toegelicht in de vorm van teksten en tabellen. In de tabellen gaat het hierbij niet om plantensoorten maar om plantengemeenschappen (zie Afbeelding 17).
Afbeelding 17. Deel van de tabel van de drie fysiotopen van de reeks Glaciale gebieden van de fysisch-geografische regio Hogere zandgronden. Ieder fysiotoop wordt gekenmerkt door een eigen set van plantengemeenschappen.
Het betreft de reeks 'Glaciale gebieden' van de fysisch-geografische regio 'Hogere zandgronden'. Binnen deze reeks worden drie fysiotopen onderscheiden, te weten Leemhoudende stuwwallen (hz1a), Leemarme stuwwallen en puinwaaiers (hz1b) en Keileem-opduikingen (hz1c). De afbeelding laat zien welke plantengemeenschappen in ieder fysiotoop kunnen voorkomen, waarbij kenmerkende gemeenschappen (sleutelgemeenschappen) in rood zijn aangegeven. Zo zijn het Festuco-Thymetum serylli (Associatie van Schapegras en Tijm) en het Hyperico pulchri-Melampyretum pratensis (Associatie van Hengel en Gladde witbol) beide karakteristiek voor de Leemhoudende stuwwallen. Het Lolio-Cynosuretum (Kamgrasweide) bijvoorbeeld komt voor op zowel Leemhoudende stuwwallen als Keileemopduikingen, maar is voor deze twee fysiotopen niet kenmerkend. In Afbeelding 18 wordt de verspreiding van de drie fysiotopen van de Glaciale gebieden getoond, op een schaal van 5x5 km.
Afbeelding 18. Verspreiding in Nederland van de drie fysiotopen (cumulatief ) van de reeks Glaciale gebieden van de fysisch-geografische regio Hogere zandgronden.