4. Uitgangspunten

Tijdens de inventarisatie heb je gegevens verzameld over bezonning, beschutting, door-en uitzichten en looplijnen. Samen met de wensen van de opdrachtgever maak je hiervoor een plan.

Schaduw en bezonning

Hou rekening met de tijd van het jaar. In juni staat de zon het hoogst, dit geeft dus het gunstigste beeld. Op de schaduwkaart kun je zien waar de zonnigste plaatsen zijn. Bij de indeling van de tuin liggen de zitjes over het algemeen op die plaatsen. De tijd waarop een terras wordt gebruikt is ook een punt: de meeste werkende mensen willen aan het eind van de dag nog even de laatste zonnestralen meepikken, daarvoor heb je een terras op het westen nodig. Vooral in de herfst heb je hier veel plezier van, mits er voldoende beschutting is tegen wind. Schaduw is altijd te maken door een overkapping, parasol of bomen.

 

Beschutting

Mensen hebben van oudsher behoefte aan beschutting tegen vijandige elementen (wilde dieren, oorlogszuchtige stammen, water. Ze gingen daarom hun terrein omsluiten, omheinen. Hierdoor ontstond een tuin. De 'vijanden' die tegenwoordig tegengehouden moeten worden zijn wind, zon, inkijk en geluid. Een huis dat in de noordwest hoek van een perceel is geplaats ligt gunstig. Een winderig terras is niet aantrekkelijk. Beschutting die massief is veroorzaakt valwinden. Je kan beter de wind breken dan tegenhouden.. Bomen, struiken en hagen zijn daarvoor uitstekend geschikt. Omhein alleen datgene wat strikt noodzakelijk is, anders krijgen de bewoners al gauw een opgesloten gevoel.

Voor het tegenhouden van geluid is veel massa nodig. Denk maar eens aan een stil hofje midden in een drukke stad. Aarden wallen als geluidsscherm zijn op een klein oppervlak niet te realiseren. Het middel is dan soms erger dan de kwaal. Als de geluidsbron uit het zicht is blijkt dit soms ook voldoende te zijn.

Wanneer is het middel erger dan de kwaal?

 

Door- en uitzichten

Door goed om je heen te kijken ontdek je soms elementen die het waard zijn om gezien te worden. Het uitzicht hoeft niet meteen een groots panorama te zijn. Het kan ook een oud kerktorentje of een mooie appelboom van de buren zijn. In een bestaande tuin moet je daarvoor wel eens een stukje haag of schutting wegnemen, maar daarentegen wordt de tuin er gelijk een stukje groter door. Als er niets interessants in de omgeving is, dan maak je zelf een blikvanger. Lelijke plekken werk je weg, en mooie accentueer je.

Het grootste gedeelte van de tijd bevind je je in huis. De tuin is dan een verlengstuk van de ruime waarin je bent. Het zicht vanuit die ruimte moet dan ook aantrekkelijk zijn, zodat ook op koude, regenachtige dagen vanuit het huis van de tuin genoten kan worden. Ga na vanuit welke vertrekken het meest in de tuin gekeken wordt en trek vanuit deze vensters enkele lijnen naar aanwezige uitzichten (zichtlijnen).

Een opengewerkte deur houdt de zichtlijn vrij, maar is ook blikvanger.

 

Looplijnen

De belangrijke vertrekken van een woning en tuin moeten gemakkelijk bereikbaar zijn, liefst langs de kortste weg. Er is ook een nauwe relatie tussen het binnen- en buitengebeuren. Zo moet een terras makkelijk bereikbaar zijn vanuit de woonruimte en/of keuken. Looplijnen kunnen in het ontwerp ook opgenomen worden in een groter verhardingsvlak. Verschillende richtingen kunnen hierdoor samenvallen. Je vereenvoudigt nu de verharding, waardoor de vormgeving verbetert. De noodzakelijke looplijnen worden verbindingspaden en ze worden wat betreft de richting en de afmeting bij het begin van het ontwerp, tegelijk met de ruimtelijke indeling bepaald. Het gehele padenstelsel rolt als het ware automatisch uit het indelingsplan of vlekkenplan. Het pad kan nog wel veranderen om een bepaald uitzicht te accentueren (zichtlijn), of om een compositie in evenwicht te brengen.  Probeer paden door rechte of stompe hoeken op elkaar te laten aansluiten.