De vertaling van DNA naar eiwit verloopt in twee stappen: transcriptie en translatie.
In de eerste stap wordt het DNA van het gen 'afgelezen': er wordt een nieuw molecuul gevormd, complementair aan een van de twee polymeerketens in het DNA. Het molecuul dat gevormd wordt heet boodschapper- of messenger RNA, afgekort mRNA. Het vormen van mRNA langs een DNA-keten wordt transcriptie genoemd (zie figuur 10).
Net als DNA is RNA een polymeer van nucleotiden. Het suikerbestanddeel van het RNA-nucleotide is anders dan van DNA: ribose in plaats van desoxyribose, vandaar de naam RNA in plaats van DNA:
De basen zijn dezelfde als bij DNA, met uitzondering van Thymine (T), dat vervangen is door Uracil (U).
Bij de vorming van mRNA langs de DNAketen wordt (net als bij de DNA-replicatie) tegenover een C een G ingebouwd en omgekeerd, en tegenover een T een A. Tegenover een A komt nu echter een U in plaats van een T (zie figuur 10).
Het vormen van een mRNA-molecuul gaat per gen. Als de hele nucleotidevolgorde van één gen is 'overgeschreven' in een mRNA-molecuul, laat het mRNA los van het DNA, verlaat het de celkern en brengt het de informatie naar de ribosomen in het cytoplasma. Hier zal op basis van de informatie in het mRNA een eiwit worden gemaakt: mRNA is de boodschapper die informatie vanuit de celkern overbrengt.
Niet al het DNA codeert voor eiwitten, het proces dat dit beschrijft noemt men splicing.