7.2 Zouten en oplossen

Experiment

 

Practicum: Oplosbaarheid in water
 
 
Onderzoeksvraag: Welke zouten lossen op in water?
 
Materiaal + stoffen:
6 reageerbuizen, spatel, reageerbuisrekje
keukenzout, krijt, salmiak, soda, een mineraal, kunstmest, demiwater
 
Werkwijze: Doe van elke stof een spatelpuntje in een reageerbuis.
Voeg aan elke reageerbuis een beetje (2 cm) water toe en schud goed.
Schrijf op of de stof oplost of niet.
 

Portfolio 7.2

  1. Zoek van elke stof de verhoudingsformule op.
  2. Welke stoffen losten goed op en welke niet?
  3. Welk verband zie je tussen de toepassing van de stof en het wel of niet oplossen in water?

 

Oplosvergelijking

Het blijkt dat natriumchloride, salmiak, soda en kunstmest goed oplossen in water. Deze stoffen worden gebruikt voor voedsel of voor de productie van voedsel. Het blijkt dat de zouten die dieren en planten opnemen bijna altijd goed oplosbaar zijn in water.

Krijt gebruiken we bijvoorbeeld voor het schrijven op een schoolbord. Het is dan handig dat het niet oplost in water, want dan zou het in onze handen snel uit elkaar vallen. In sieraden gebruiken we allerlei mineralen. Daarvan willen we natuurlijk ook niet dat ze uiteenvallen in (vochtige) lucht.

Hoe ziet dat oplossen er in formuletaal uit? Het oplossen van een zout kun je in een vergelijking schrijven. Zo'n vergelijking noemen we een oplosvergelijking. De ionen worden daarbij apart opgeschreven met daarachter de fase: opgelost in water. Als afkorting gebruiken we: (aq).
 

Twee voorbeelden van oplosvergelijkingen van zouten zijn:
Een oplosbaar zout splitst in water dus altijd in losse ionen. Een moleculaire stof doet dat niet. De oplosvergelijking voor een moleculaire stof is daarom ook veel eenvoudiger:
 

 

Het oplossen van een zout

 

 

Bij een zout dat oplost in water worden de ionbindingen verbroken. De ionen worden dan omringd door watermoleculen. Dit noemen we hydratatie.

Hoe omringen de watermoleculen een positief en een negatief ion? Bedenk een verklaring waarom dit zo is.