Werkwoorden

Een werkwoord geeft een handeling of toestand aan: rennen, leren, dromen, hebben, zijn.
Bij een werkwoord hoort een onderwerp, bijvoorbeeld een persoon. Ik ren, de jongen leert, mijn vader droomt, jullie hebben, wij zijn. Het hele werkwoord wordt ook wel infinitief genoemd. Werkwoorden kunnen vervoegd worden:
ik ren, hij rent, wij rennen.

Laten we oefenen met het benoemen van werkwoorden:

Oefening 6: Is dit een werkwoord?
Oefening 7: Zoek het werkwoord in de zin.
Oefening 8: Hoeveel werkwoorden heeft de zin.

Wat ging er niet goed? Vraag je docent waarom dat geen werkwoord is.

mavo: Les 2 werkwoorden vind je hier.

 

Meer oefeningen