Je kunt verschillende menselijke organen aanwijzen en benoemen.
Orgaan: Een onderdeel van een organisme met een speciale functie.
Voorbeeld; orgaan - functie
huid - het lichaam beschermen en voelen
maag - voedsel verteren
Torso: Een ander woord voor de romp van een mens (het gedeelte van het lichaam zonder hoofd,
armen en benen ook wel een torso.
Middenrif: Het vlies dat de borstholte en buikholte van elkaar scheidt.
Hersenen: Het aansturingscentrum van het menselijk lichaam.
Luchtpijp: Door deze buis met kraakbeenringen gaat de lucht richting je longen.
Slokdarm: Door deze buis gaat je voedsel naar de maag.
Longen: Longen nemen zuurstof op uit de lucht en geven af aan het bloed.
Longen halen de koolstofdioxide uit het bloed om te kunnen uitademen.
Hart: Het hart pomp bloed rond door het lichaam.
Lever: De lever haalt o.a. afvalstoffen uit ons bloed. (de lever doet nog veel meer)
Maag: De maag helpt om het voedsel te verteren.
Alvleesklier: De alvleesklier maakt alvleessap dat helpt bij de vertering.
Galblaas: De galblaas bewaard het gal dat door de lever is gemaakt.
Nieren: De nieren helpen afvalstoffen uit het bloed te verwijderen en maken urine.
(de nieren doen nog veel meer)
Twaalvingerige darm: In dit stukje darm worden veel verteringsstoffen toegevoegd.
Dikke darm: De dikke darm verwijderd overtollig water uit de voedselbrei. (hier wordt de drol gemaakt)
Dunne darm: De dunne darm haalt de bruikbare voedingsstoffen uit de voedselbrei en geeft dat af aan het
bloed.
Endeldarm: In deze ruimte wordt de drol bewaard voordat hij wordt uitgepoept / uitgescheiden.
Blinde darm: De blinde darm heeft bij de mens geen functie meer.
Blaas: De blaas bewaard de urine voordat het wordt uitgeplast / uitgescheiden.