Het lijdend voorwerp
Lijdend voorwerp vinden
Je vindt het lijdend voorwerp in een zin door te vragen:
wie/wat + gezegde + onderwerp?
Voorbeelden
Hij maakt zijn huiswerk.
- Wat maakt hij?
- antwoord: zijn huiswerk
- zijn huiswerk is lijdend voorwerp
De jongens gooiden sneeuwballen.
- Wat gooiden de jongens?
- antwoord: sneeuwballen
- sneeuwballen is lijdend voorwerp
Razend gooide de leraar een krijtje door de klas.
- Wat gooide de leraar?
- antwoord: een krijtje
- een krijtje is lijdend voorwerp
Ze waarschuwden hem niet op tijd.
- Wie waarschuwden ze?
- antwoord: hem
- hem is lijdend voorwerp
Bekijk het filmpje, lees de samenvatting en maak dan de oefeningen.
samenvatting
- een zin heeft altijd een onderwerp en een persoonsvorm, maar niet altijd een lijdend voorwerp
- als je het lijdend voorwerp in de zin wil vinden, stel je de vraag "wie / wat + ww-gez + onderwerp"?
- een lijdend voorwerp begint (net als het onderwerp trouwens) nooit met een voorzetsel (aan, op, af, in, met etc.)
oefeningen
oefening 1 vind je hier: http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-1-lijdend-voorwerp/#
oefening 2 vind je hier: http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-2-lijdend-voorwerp/
oefening 3 vind je hier: http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-3-lijdend-voorwerp/