Voordat we beginnen...

Om te begrijpen wat het onderwerp of het lijdend voorwerp van een zin is, moet je eerst snappen dat je zinnen altijd in stukken kunt verdelen. Sommige woorden in een zin horen duidelijk bij elkaar, en andere weer niet.

En je ziet misschien ook dat er een zekere logica in de zin zit.

 

Als je een zin in stukken verdeelt, noem je dat dat ontleden. We ontleden in zinsdelen. Een zinsdeel kan uit één of meer woorden bestaan.

Als je gaat proberen om nu woorden uit de zin vóór de persoonsvorm (bakte dus) te zetten, dan merk je dat op een paar manieren kan.

Als je zinsdelen gevonden hebt, kun je met een kleurtje laten zien dat deze woorden samen een zinsdeel vormen. Maar je kunt ook schuine strepen / gebruiken om te laten zien waar het ene zinsdeel begint en waar het andere ophoudt. De persoonsvorm onderstreep je altijd.

 

Ontleden doen we dus altijd in 3 stappen:

1. PV vinden

Met de tijdproef of de vraagproef kom je er achter wat de persoonsvorm van de zin is.

2. Zinsdelen vinden met de verplaatsproef

Je husselt de zin door elkaar en probeert uit welke groepjes woorden vóór de PV passen.

3. Zinsdelen benoemen

Nu ga je kijken wat die groepjes woorden met elkaar te maken hebben. En ook hier is de persoonsvorm weer het vertrekpunt.

Maar eerst gaan we even oefenen met het ontleden van zinnen.

oefening

Maak nu de laatste oefening voor het vinden van zinsdelen op: http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-zinsdelen-bepalen/#