Dialoge-2 (2)

Situatie 3

Op de camping maak je ook kennis met een meisje/een jongen uit Polen.
Al gauw komen jullie erachter dat de enige taal die jullie allebei spreken Duits is. Je vraagt elkaar naar naam, leeftijd en woonplaats.
Voer het gesprek.

Situatie 4
De volgende dag kom je bij het winkeltje van de camping iemand van de karaoke-avond tegen. Zij/hij vraagt hoe het met je gaat en jij geeft antwoord en vraagt hetzelfde aan haar/hem.

Voer het gesprek.