Als je heel hard tegen een stemvork slaat gaan de benen van de stemvork niet sneller, maar wel heviger trillen. Het geluid klinkt dan harder.
De frequentie van de trilling verandert niet, maar wel de amplitude.
In het plaatje zie je 3 trillingen. De frequentie is hetzelfde. De tonen zijn dus even hoog. De amplitude (de uitwijking) is niet hetzelfde. De onderste toon is harder dan de bovenste toon.
Je meet de geluidssterkte in decibel (dB). Een klas aan het werk geeft een geluidssterkte van ongeveer 60 dB. Bij 140 dB doen je oren pijn en kunnen ze ook beschadigd raken.
Je meet de geluidssterkte met een decibelmeter. Omdat mensen niet alle tonen even goed horen, wordt de geluidssterkte vaak gemeten met een speciaal filter, waarbij rekening wordt gehouden met het menselijk gehoor. Dit filter heet het (A)filter en de eenheid waarin dan gemeten wordt is de dB(A).
Bij een geluidssterkte van 0 dB(A) is het geluid zo zacht dat je het niet kunt horen. Dit noem je de gehoordrempel.
Als het geluid zo hard is dat het pijn doet aan je oren ,noem je die geluidssterkte de pijngrens.
Je denkt misschien dat een geluid van 80 dB twee keer zo hard is als een geluid van 40 dB. Dat is niet zo. Voor de geluidssterkte geldt de volgende regel:
Als de geluidssterkte met 3 dB toeneemt, is het geluid twee keer zo hard.
Dus als 1 brommer een geluid maakt van 70 dB, dan maken 2 brommers een geluid van 73 dB en 4 brommers een geluid van 76 dB.
Alles gelezen?
Maak Hoofdstuk 6
Opdracht 1 t/m 3
WB blz. 11