Uit het gesprek met het gezin zijn de volgende wensen naar voren gekomen:
Vader Gijs:
Beide bestemmingen liggen in dezelfde plaats. Het maakt vader Gijs niet zoveel uit. Hij maakt zich meer zorgen om de reis. Hij wilt er zo goedkoop en snel mogelijk zijn. Kunnen ze dan beter met Transavia of KLM gaan?
Moeder Anne:
Moeder Anne is dol op winkelen. Ze wilt graag dat de winkels heel dichtbij zijn. Bij welke bestemming zijn de winkels het dichtst bij?
Britt:
Britt houdt van zwemmen. Ze wilt graag dat er een zwembad is. Hebben beide bestemmingen een zwembad?
Nick:
Nick voetbalt graag. Hij vindt het geweldig om dit op het strand te doen. Waar is het strand het dichtst bij?
In een brief aan het gezin schrijf je:
Je adviseert uiteindelijk een bestemming en geeft nog wat extra informatie over bezienswaardigheden in Valencia.