Mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden

Bij Frans heb je geleerd dat zelfstandige naamwoorden mannelijk (le) of vrouwelijk (la) zijn. Het Nederlands kent drie woordgeslachten: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig. Mannelijke en vrouwelijke woorden krijgen in het enkelvoud het lidwoord de, onzijdige woorden het lidwoord het.

Onzijdige woorden herken je direct aan het woord 'het', maar het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke woorden is lastiger, want die hebben allebei 'de'. Toch moet je in bepaalde gevallen weten of een woord mannelijk of vrouwelijk is, bijvoorbeeld als je naar zo'n woord wilt verwijzen met 'hij' of 'haar'. Je komt dat te weten met een woordenboek.


Bij vrouwelijke woorden gebruik je 'ze' of 'haar'.


Bij mannelijke woorden gebruik je 'hij':


Bij onzijdige woorden gebruik je bijna altijd 'het':

Let op: als je van het woord weet dat het een meisje/vrouw is, dan gebruik je gewoon 'zij'!


Oefening 1: de of het?

Oefening 2: de of het?

Oefening 3: de of het?

Oefening 4: Vul het passende lidwoord in.

Oefening 5: Vul de lidwoorden in.