Casus 5 COPD
Dhr. Luiten (65) is sinds zijn vijftigste COPD-patiënt. Door zijn werk in de fabriek en zijn ‘pakje shag per dag’. Heeft hij last van longemfyseem. Zijn longblaasjes zijn uitgerekt en verminderd elastisch. Daardoor heeft hij slijmophoping in de longen en is de capaciteit voor zuurstof (O2) verminderd. Meneer Luiten krijgt de hele dag zuurstof toegediend. Hij zit of loopt rond met een rollator. In het mandje ligt een tweeliterfles zuurstof, waarvandaan een verbindingsslang naar zijn zuurstofbril loopt. De laatste tijd gaat het niet goed met meneer Luiten. Hij is kortademig dan ooit, hoest veel en geeft dan grote hoeveelheden slijm op. Hij slaapt daardoor slecht en is humeurig. Zijn vrouw is vitaal en zorgt zelf voor haar man. Ook nu het steeds slechter met hem gaat en hij niet meer de gezellige man is die hij vroeger was. Zij is blij dat hij drie dagen in de week naar de dagbehandeling van het verpleeghuis gaat. Zo heeft ze ook tijd voor zichzelf en kan ze de steeds zwaarder wordende zorg aan.
Meneer Luiten wordt om 9.30 uur naar de dagbehandeling van het verpleeghuis gebracht. Zijn vrouw belt deze morgen, voor zijn komst, naar de verzorging. Ze vertelt dat hij een slechte nacht heeft gehad. Hij moest veel hoesten en heeft daardoor slecht geslapen. Volgens haar heeft hij geen koorts en is hij verder niet ziek. Wel is hij erg moe. De verzorgende met wie mevrouw het gesprek heeft, probeert haar gerust te stellen. Ze zullen extra op hem letten en het rustig aan doen vandaag. Bij binnenkomst klaagt meneer Luiten over zijn benauwdheid: “Ik kan geen stap meer zetten.” Hij ploft hoestend en rochelend neer op een stoel, op zijn vaste plek, bij het raam. Hij pakt een grote geruite zakdoen en spuugt er klodders sputum in. Jantine, een van de verzorgende van de afdeling, ziet en hoort meneer rochelen en spugen. Ze vindt dat verschrikkelijk . Over het algemeen is ze niet snel ergens vies van. Maar sputum vindt ze het smerigste dat er is. Ze kan er niet tegen en krijgt er zelfs braakneigingen van. Jantine kijkt om zich heen en hoopt dat een van de collega’s het initiatief neemt om naar meneer Luiten toe te gaan. Helaas, de collega’s zijn allemaal bezig met andere mensen die binnenkomen. Jantine begrijpt wel dat meneer Luiten een sputumpot nodig heeft. Ze haalt de sputumpot en brengt die naar hem toe. Juist op het moment dat Jantine zegt: “Meneer Luiten, gebruikt u die sputumpot maar”, krijgt hij weer een flinke hoestbui, waarbij er veel sputum omhoog komt. Jantine reikt hem de sputumpot aan. Meneer Luiten pakt hem aan en geeft daarbij tegelijkertijd de zakdoek aan Jantine. Jantine voelt in haar handen de plakkerige, vochtige zakdoek… ze voelt braakneigingen, laat de zakdoek vallen en loopt snel weg naar de toiletruimte. Ze haalt een paar keer diep adem en neemt een slokje water. De braakneigingen verdwijnen weer.
In de loop van de dag wordt de meneer Luiten slechter. Hij krijgt koorts en wordt benauwder. Meneer Luiten wordt naar de ziekenboeg gebracht. Zijn vrouw wordt gebeld, dat hij zieker wordt. De arts komt langs en spreekt verder beleid af. Meneer Luiten start met antibiotica en krijgt extra pufjes. De volgende dagen wordt hij goed in de gaten gehouden door de verzorging. Meneer is te ziek om uit om naar de dagbehandeling te gaan en hij ligt veel in bed. Zijn vrouw is veel bij hem op bezoek en zij vindt het heel vervelend voor hem. Ze maakt zich grote zorgen.