1. Bepaal met hulp van de steek welke vijldiameter en vijlhouder je gaat gebruiken.
2. Controleer met hulp van een hulpsatuk of de dieptestellers goed zijn. Eerst de dieptestellers met een platte vijl vijlen, voordat je gaat slijpen. Als je met de platte vijl tegen het scherp aanstoot, moet je navijlen....
3. Kijk met een schuifmaat of alle beitels dezelfde lengte hebben. Mensen hebben altijd meer kracht in de ene arm dan in de andere arm. Als je elke beitel in het veld vijlt met 3 keer vijlen, dan zul je na een aantal keren slijpen zien dat de beitels aan 1 kant korter zijn. In grote bomen is het niet meer mogelijk om recht te zagen. Je gaat dus scheef zagen. Daarnaast krijg je door lengteverschil meer trillingen en kun je schade aan blad en ketting krijgen.
4. Onder welke hoek moet je vijlen? Heb je de juiste vijlhouder, dan staat ook de vijlhoek afgebeeld.