Klassikaal: Je kunt met de klas in gesprek gaan over wanneer een werkstuk er goed uitziet. Bijvoorbeeld door met een mindmap te werken. Gebruik je afbeeldingen in een werkstuk? Ja of nee? En waar staan die afbeeldingen dan? Aan welke eisen moeten ze voldoen? Kun je wat zeggen over het lettertype, over paginanummers, inhoudsopgave, onderverdeling etc. (de richtlijnen staan ook in het lesmateriaal)
Je kunt ervoor kiezen om de opdracht zelfstandig door de leerlingen te laten uitvoeren, maar je kunt bijvoorbeeld ook gezamelijk stuk voor stuk de opdrachten uitvoeren, of bijvoorbeeld eerst een aantal minder bekende zaken (zie verder) uitleggen/voordoen.
Ook kun je vooraf met de klas in kaart brengen wat ze wel en wat ze nog niet kunnen.
Opdracht: De leerlingen gaan een aantal opdrachten uitvoeren. Ze downloaden daarvoor een nog niet opgemaakt wordbestand en gaan aan de hand van een opdrachtenblad een aantal wijzigingen aanbrengen. De meeste leerlingen zullen zonder moeite kleurtjes toevoegen, plaatjes zoeken en toevoegen en lettertypes wijzigen. Echter, het werken met koppen is voor de meesten onbekend, net als het maken van een automatische inhoudsopgave.
Ook het werken met automatische paginanummers kent lang niet iedereen.
In het algemeen zijn leerlingen hier een lesuur mee bezig.