Als een drieklank gewoon gestapeld is (dus grondtoon - terts - kwint) dan noem je dat grondligging.
Deze grondligging noem je ook wel tertsenstapeling omdat:
een majeurdrieklank een stapeling is van een grote - en een kleine terts
een mineurdrieklank een stapeling is van een kleine - en een grote terts
Als een akkoord niet in de grondligging ligt, maar de noten omgedraaid zijn, noem je dat een omkering.
►Een omkering is een akkoord waarvan de laagste noot niet de grondtoon is.
Akkoorden hebben dus minimaal een grondtoon, een terts, en een kwint. Welke van de drie als onderste noot (bastoon) klinkt doet er niet toe. C-G-E is evengoed een C majeur drieklank als E-G-C. Wat er onder ligt: de grondtoon, de terts of de kwint zegt alleen iets over de ligging.
Grondtoon onder: grondligging. > C - E - G
Terts onder: 1e omkering (sext ligging) > E - G - C
Kwint onder: 2e omkering (kwart-sext ligging) > G - C - E
LET OP:
Om de naam van het akkoord te achterhalen moet je ze in gedachten altijd in een tertsenstapeling leggen (grondligging), de onderste is dan de grondtoon en dus de naamgever van het akkoord.
Om te bepalen of het akkoord majeur of mineur is moet je controleren of de terts klein ( 3 halve toonafstanden) of groot (4 halve toonafstanden) is.