Deze opdracht sluit je af met het maken van een puzzel.
In de puzzel moeten minimaal vijftien scheidbare werkwoorden voorkomen.
Je kunt deze opdracht doen samen met een klasgenoot.
Hoe je een puzzel maakt en in welke vorm je dat doet, kun je bekijken in de gereedschapskist.
Klaar?
Speel de puzzel zelf ook een keer, zodat je kan uitproberen of het werkt.
Je kunt ook de puzzel van een van je klasgenoten spelen. Geef elkaar op zo'n manier feedback. Pas eventueel je puzzel nog aan.
Beoordeling
De puzzel laat je beoordelen door je docent. Bij de beoordeling let je docent op:
|
Puzzel makenDoor het maken van een puzzel ben je intensief bezig met het verwerken van kennis over een bepaald onderwerp. |
|