Wat kan ik straks?
Aan het eind van deze opdracht kan ik:
- de vier tekstdoelen noemen
- bij ieder tekstdoel twee passende tekstsoorten noemen.
- aangeven met welke drie factoren ik rekening kan houden als ik een tekst schrijf.
- uitleggen waarom ik voor volwassenen op een andere toon schrijf dan voor jongeren.