Sprechen

Einkaufen A1
Situatie
Je voert een gesprek met je docent over alles wat met winkelen te maken heeft.
Je docent zal je een paar vragen stellen. Je probeert er korte en duidelijke antwoorden op te geven.

Geef in het gesprek met je docent antwoord op de volgende vragen:

  1. Hoeveel geld heb je maandelijks te besteden?
  2. Hoe vaak ga je in de week winkelen?
  3. Krijg je zakgeld van je ouders?
  4. Waaraan geef je het meeste geld uit?
  5. Koop je iets via internet of in een catalogus?
  6. Spaar je ook geld?
  7. Als je een miljoen zou winnen, wat zou je er mee doen?

In einer Imbissbude - A1
Situatie
Je bent met je buitenlandse vriend/vriendin in een snackbar.
Jullie willen iets kopen. Hij/zij vraagt wat je gaat bestellen.

Taak
Je kunt een bestelling doen.

Tip:
Ken je een paar woorden niet - zoek ze in een online-woordenboek, bijvoorbeeld www.uitmuntend.de , of in de StudioWozzol-lijsten.

In einem Geschäft - A2
Situatie
Je Duitse vriend/vriendin nodigt je uit om samen te gaan winkelen.
Hij/zij vraagt welke kleding je (niet) leuk vindt.

Taak
Je kunt uitleggen waarom je deze kleding of deze kleur (niet) leuk vindt.
Je kunt ook vertellen hoe duur de kleding is en of je dat kunt betalen.

Toelichting
Het gaat erom dat je niet blijft steken bij 'dat vind ik niet leuk' in je uitleg.

Kleidung kaufen - A2
Situatie:
Je kleding is tijdens je vakantie uit de tent gestolen. Je moet dus nieuwe kleding gaan kopen. Gelukkig kun je veel kledingstukken benoemen en precies uitleggen welk kledingstuk en welke kleur je wilt hebben.

Stappenplan (on-line/off-line bronnen):

Product:


Vaardigheid: Spreken.
Duur: 90 minuten.
Doeltaal: Duits.