Die Tage
Welke dagen horen bij elkaar?
1. donderdag | A. das Wochenende |
2. zaterdag | B. Samstag |
3. het weekend | C. Dienstag |
4. woensdag | D. Sonntag |
5. vrijdag | E. Freitag |
6. dinsdag | F. Mittwoch |
7. maandag | G. Donnerstag |
8. zondag | H. Montag |
Let op: op (+ dag van de week) = am (+ dag van de week)
bv. op maandag = am Montag
Die Tage und Aktivitäten
Maak de onderstaande opdrachten.
De dagindeling
Wat hoort bij elkaar?
Neem het schema over en zet de dagindeling en de tijden in de goede volgorde.
Dagindeling | Tijden | |
's morgens | A. nachts | 1. 12 - 13 Uhr |
's middags | B. morgens | 2. 18 - 24 Uhr |
in de namiddag | C. abends | 3. 00 - 06 Uhr |
s avonds | D. nachmittags | 4. 06 - 12 Uhr |
's nachts | E. mittags | 5. 14 - 18 Uhr |
Wie spät ist es?
Bekijk de presentatie: Wie spät ist es?
Maak de meerkeuze oefening.
Probeer ook deze oefening te maken: die Zeit
Woorden en zinnen
Open de StudioWozzol-lijsten en neem ze over.
Oefen en leer de zinnen met StudioWozzol.
Woordenlijst Aussagen A
Maak nu met de onderstaande woorden een goede zin.
Jetzt du!
Vul de zinnen met je eigen gegevens aan en schrijf ze in je schrift.
Gebruik de StudioWozzol-lijsten
Woordenlijst Aussagen A
Bespreek de zinnen daarna in de klas.