Wat kan ik straks?
Aan het eind van deze opdracht kan ik:
- de vier tekstdoelen noemen en ik kan per tekstdoel minimaal twee tekstsoorten noemen.
- het verschil aangeven tussen een zakelijke en een verhalende tekst.
- de tekstdoelen noemen die een schrijver gebruikt bij het schrijven van een zakelijke tekst.
- de tekstdoelen noemen die een schrijver gebruikt bij het schrijven van een verhalende tekst.